Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kainiet

betekenis & definitie

Kainiet - mineraal, MgS04 KCI 3H20, monoklien in kleurloos doorzichtige kristallen en als witte korst. Het vormt als korrelig aggregaat, gemengd met haliet, dikwijls ook met pikromeriet, epsomiet en andere veel-waterhoudende zouten een kainietgesteente. Dit komt als product van latere omkristallisatie in het bovenste deel der Duitsche zoutformatie als laag voor; met zekerheid is het nog niet vastgesteld als primair bij de indamping van het zeewater gevormd. Dit k.-gesteente is tevens het k. uit den kunstmesthandel.

Gehalte 12,4 % kali (K20) in water oplosbaar. — Chloorgehalte ruim 30%. De tegenwoordig in den handel gebrachte kainiet is een mengsel van andere ruwe zouten b.v. carnalliet (K Cl. Mg Cl2 met ± 9 % kali) en sylviniet (met keukenzout verontreinigd K Cl; 17% kali). In dit mengsel wordt wel is waar hetzelfde kaligehalte van 12,4 % gegarandeerd, doch het chloorgehalte is hooger dan dat van de werkelijke kainiet. Kainiet is een goede kalimeststof. Aangezien chloorzouten het zetmeelgehalte van aardappels verlagen, bemest men aardappels liever met chloorvrije kalizouten. Kan men kainiet reeds in den herfst uitstrooien, zoo heeft men kans, dat het chloor in den vorm van chloorkalcium gedurende den winter uitspoelt en de aardappels er in dat geval geen nadeel van ondervinden. Tabak is nog gevoeliger voor chloorzouten, waardoor de brandbaarheid vermindert.

K. is een zeer goede kali-meststof voor granen, grassen, enz., die ongevoelig zijn voor het chloor en voor voederbieten, welke zelfs dankbaar zijn voor het in de ruwe zouten aanwezige keukenzout. Chloorhoudende kalizouten schijnen verder de kwaliteit van de vezel van hennep en vlas te kunnen verbeteren. Kainiet neemt bij bewaring licht water op en verhardt. K. mag voor de uitstrooiïng met alle andere meststoffen worden gemengd. Om hard worden te voorkomen, moet het mengsel niet lang bewaard worden.

Een k.-bemesting beschermt, evenals die met andere ruwe kalizouten, de gewassen eenigszins voor beschadiging door nachtvorsten. Op kleigronden kunnen ze de structuur bederven, terwijl ze in dauwnatten toestand bij overbemesting jonge kiemplanten kunnen beschadigen. Van deze eigenschap wordt soms opzettelijk partij getrokken door een weinig gevoelig cultuurgewas, zooals haver, met zeer fijn gemalen kainiet te bestrooien. Vele jonge onkruidplantjes worden dan gedood.

< >