Kabeljauw - Gadus morrhua, visch uit de familie der Kabeljauwachtigen(Gadidae). Lichaam slechts weinig zijdelings afgeplat met 3 rugvinnen, waarvan de eerste eenigszins driehoekig en een weinig hooger dan de beide volgende is, en 2 anaalvinnen; buikvinnen keelstandig. Schubben groot met gave randen, tanden klein, kindraad even lang of langer dan de diameter van het oog. Kleur aan de rugzijde grijsachtig olijfkleurig met talrijke onregelmatige en soms ineenvloeiende bruine vlekken, vaak met zacht gouden weerschijn, onderzijde witachtig, vinnen bruinachtig.
Kan tot 1,5 M. lang worden. De kabeljauw bewoont den NoordAtlantischen Oceaan, aan de W.-zijde tot Kaap Hatteras, aan de O.-zijde tot in de Golf van Biscaye, en is het talrijkst in de wateren rond New-Foundland, IJsland, de Faroër en aan de Noorsche kust. In de Noordzee is hij minder algemeen, evenals in de Oostzee. De hier levende kabeljauw is vroeger door Linnaeus voor een afzonderlijke soort gehouden en onder den naam van G. callarias beschreven. De kabeljauw plant zich voort in de winter- en vroege voorjaarsmaanden, op onze breedte in Januari— Maart, meer Noordelijk later, tot in April. In Noorwegen komen zij tegen den voortplantingstijd in dichte scholen aan de kusten van Romsdal en de Lofoden. De eieren zijn pelagisch en ontwikkelen zich snel. De pasgeboren larven zijn gekenmerkt door het bezit van in 3 banden gerangschikt pigment ter weerszijden van het lichaam.
Zij groeien snel, zeggen na verloop van 3 maanden bij een lengte van 4 a 5 c.M. de pelagische levenswijze vaarwel en leven verder aan den bodem. De kleine kabeljauwen houden zich in hun eerste jaren bij voorkeur in de nabijheid der kusten op, leven daar tusschen wieren en andere zeegewassen en voeden zich voornamelijk met garnalen en andere schaaldieren en wormen. Bij ons dragen die kleine onrijpe exemplaren tot een lengte van ongeveer 50 c.M. den naam van gullen. De leeftijd der kabeljauwen is gemakkelijk uit de struktuur der schubben, die duidelijke jaarringen vertoonen, af te leiden. Geslachtsrijp worden de dieren in hun 4e of 5e levensjaar. De kabeljauw behoort tot de meest waardevolle visschen. Niet alleen is hij versch gekookt of gebakken (gul) tengevolge van het betrekkelijk hooge eiwitgehalte een voedzame spijs, maar ook gedroogd levert hij als stokvisch een voedzaam product, in den handel in het bijzonder als „rondvisch” aangeduid. De lever wordt gebruikt bij de bereiding van levertraan en de kuit wordt gezouten en in Frankrijk als aas bij de visscherij op sardienen gebezigd.