Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Juan (koningen)

betekenis & definitie

Juan (koningen) - (Johan), naam van twee koningen van Castilië.

J. I (1379—90) volgde in 1379 zijn vader Hendrik II van Castilië op. Gehuwd met Beatriz, de eenige dochter van Ferdinand van Portugal, maakte hij na den dood van zijn schoonvader aanspraak op de opvolging in Portugal (1383). Pogingen om zijn gezag daar te vestigen mislukten evenwel. Na bij Aljubarotta (1385) een zware nederlaag te hebben geleden, zag hij van zijn pogingen af. Ook had hij strijd te voeren met den hertog van Lancaster, die aanspraak maakte op Castilië. Tegen dezen streed hij gelukkiger. In 1389 sloot hij met dezen vrede, terwijl er een huwelijk tot stand kwam tusschen zijn zoon Hendrik en Catalina van Lancaster.

Bij deze gelegenheid kreeg Hendrik den titel van prins van Asturië, welke voortaan altijd toegekend werd aan den troonopvolger.

J. II (1406—1454) was bij den dood van zijn vader Hendrik III minderjarig en stond onder voogdij van Juan en Hendrik van Aragon. Toen hij meerderjarig was geworden, liet hij de regeering over aan zijn gunsteling Alvaro de Luna, die er op uit was den invloed van Aragon in Castilië te vernietigen en de macht van den koning ten koste van die van den adel uit te breiden. Hierdoor ontstond er groote ontevredenheid onder den adel, die gesteund werd door de burgerij. In 1453 werd Alvaro ten val gebracht en in ’t zelfde jaar te Valladolid onthoofd. Verdriet hierover veroorzaakte den dood van den koning in 1454.

< >