Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Jodelle

betekenis & definitie

Jodelle - (Etienne), vertegenwoordigt het tooneel in de school van Ronsard. Geb. te Parijs in 1532, bijzonder begaafd vooral voor de dichtkunst, schreef hij reeds op jeugdigen leeftijd Fr. en Lat. verzen en deed in 1552 de eerste Renaissance-tragedie Cléopâtre captive opvoeren voor het hof van Hendrik II en later in het „collège” Boncour, voor een gehoor van geleerden en studenten. Bij gebrek aan tooneelspelers van beroep, traden J. en zijn vrienden zelf als vertolkers op. Vergeleken met het in vele opzichten grove, onsamenhangende triviale, overdadige, middeleeuwsche mysterie-spel, onderscheidt J.’s treurspel, waarin de schim van Antonius, Cleopatra met twee dienaressen en een dienaar, Octavius met twee vertrouwelingen, en het koor de eenige dramatis personae zijn, zich gunstig door zijn eenvoud, zijn regelmaat, zijn inachtneming van de eenheden van tijd, plaats en handeling.

Naar het voorschrift van Horatius en het voorbeeld van Seneca is het treurspel in vijf bedrijven verdeeld: in het 1ste verhaalt Antonius zijn eigen ongeluk en voorspelt Cleopatra’s dood; in het 2de treedt Octavius met zijn vertrouwelingen op en spreekt over zijn triumphtocht, waaraan Cleopatra zich door een vrijwilligen dood zou wenschen te onttrekken; in het 3de smeekt deze Octavius tevergeefs haar in vrijheid te stellen; in het 4de trekt zij naar het graf van den geliefden Antonius, waarin zij verdwijnt; en in het 5de wordt Cleopatra’s dood verkondigd en door het koor in klaagliederen bejammerd. De letterkundige waarde van het stuk is niet groot: het is geschreven in een hoogdravenden lyrischen stijl; de dialoog onderscheidt zich nochtans door groote levendigheid.— Tegelijk met Cléopâtre werd J.’s blijspel Eugène ou la rencontre opgevoerd. In tegenstelling met de Ital. Renaissance-comedie, die aan Plautus en Terentius hun slaven en koppelaars ontleent, brengt J. uitsluitend Franschen, Parijzenaars op het tooneel. Wat taal en inhoud betreft, staat Eugène op zeer laag zedelijk peil.

Eigenlijk is het stuk niet meer dan een ouderwetsche „farce,” geschreven door een Renaissance-dichter. In 1560 verscheen Didon se sacrifiant, het aan Vergilius’ Aeneis ontleende verhaal van Dido’s zelfmoord. Als dramatisch werk staat deze tragedie beneden Cléopâtre; taal en verzen daarentegen verdienen beslist de voorkeur boven die van J.’s vroegere werken. — Zie: Darmesteter et Hatzfeld, Le seizième siècle, Parijs, 1889; en H. Morf, Das Zeitalter der Renaissance. Straatsburg, 1898.

< >