Jezieden - ten onrechte ook wel Duivelaanbidders genoemd, een religieuze secte in Koerdistan, die hoofdzakelijk tot de omstreken van Mosoel (gebergte Sindjar en ten N.O. van Mosoel) beperkt is, hoewel enkele verstrooide aanhangers ook verder af wonen. Hun aantal zal volgens schatting ongeveer 50.000 bedragen. De naam Jezieden dragen zij, naar beweerd wordt, van den Arabischen khalief Jezid I, maar dit is waarschijnlijk onjuist, want vermoedelijk is de naam af te leiden van het Perzische woord Ized (God). Immers, hoewel de J. vele voorstellingen en gebruiken met de Mohammedanen gemeen hebben en in het algemeen als een syncretistische secte te beschouwen zijn, zoo schijnt de wortel van hun geloof in het Oud-Perzische dualisme te liggen en vereeren zij daarom naast den goeden God ook Satan, den schepper van al het kwade, wiens naam zij niet durven uitspreken.
Verder vereeren zij nog 5 mindere goden, nl. Sjeikh Sin (Maan), Sjeikh Sjems (Zon), Gabriël, Michaël en Raphaël, maar hoofdzakelijk bewijzen zij eerbied aan Malik Taoes (koning Paauw), een soort standaard bekroond met de figuur van een Pauw. De oorsprong van dit symbool is onbekend. Hun grootste heilige is Sjeikh Adi, een Mohammedaansch askeet en mysticus, overl. 1160 of 1162, wiens graf te Baädri hun grootste heiligdom is, waar zij jaarlijks op den 23 Eloel (Sept.) samenkomen en een groot religieus feest vieren. Buitendien worden daar nog 2 andere feesten gevierd. Zij hebben eveneens hun heilige boeken, die zij uit vrees voor de vervolgingen der Mohammedanen streng geheim houden, zoodat zij eerst in den jongsten tijd aan Europeesche geleerden bekend geworden zijn. Hun geloofssysteem is onder den invloed van kettersche Mohammedaansche secten (Droesen, enz.) daarin uitgewerkt, hoewel op zeer gebrekkige wijze, want over het algemeen zijn de J. zeer onwetend. Zij staan onder een geestelijk en wereldlijk hoofd en hebben niettegenstaande heftige vervolgingen zich steeds in hun bergachtig vaderland weten te handhaven.