Jerusalem (gesch. van ’t kon.) - Na de verovering van J. door de kruisvaarders (zie KRUISTOCHTEN) (1099) werd Godfried van Bouillon gekozen tot koning; deze weigerde echter den titel van koning maar nam dien van Beschermer van ’t Heilige Graf aan. Door hem werd ’t leenstelsel in ’t nieuwe rijk ingevoerd. Na zijn dood (1100) werd zijn broer Boudewijn I tot koning gekozen. Deze veroverde het geheele kustgebied en zorgde voor beveiliging van ’t rijk tegen Egypte.
Onder zijn opvolger Boudewijn II (1118—1131) valt de grondvesting van de beide ridderorden der Tempelieren en Johannieters. Met Fulco (1131—1143), die de verdediging van het rijk organiseerde, eindigt de bloei van ’t koninkrijk. De koningen, die na hem kwamen, hadden weinig te beteekenen. De laatste vorst Guido van Lusignan werd in 1187 door Saladin verslagen bij Hattim, waarna ’t geheele rijk in handen der Saracenen viel.