Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Jamaica

betekenis & definitie

Jamaica, - een der eilanden van de Groote Antillen, W.-Indië, behoorende aan Engeland. Het heeft een oppervlakte van 10.896 K.M.2 en telt 882.000 inw. — Het eiland is geheel bergachtig; nauwelijks 1/20 bestaat uit laagvlakte. Het hoogst is het N.O., waar de Blauwe bergen in de Blue Mountain Peak een hoogte van 2200 M. bereiken. Het W. is een heuvelachtig landschap; hier en daar vertoonen zich karstverschijnselen, o. a. in het Cockpit-land.

De kust is nagenoeg over haar geheele lengte van 825 K.M. zeer steil en bezit verscheidene goede havens en talrijke bochten met geschikte reeden. — De ligging op ongeveer 18° N.B. veroorzaakt een tropisch klimaat: de gemiddelde temperatuur van Jan. bedraagt 24,3 C., die van Juli 27,6° C.; op de bergen natuurlijk aanzienlijk minder. De N.O. passaat waait over dit eiland, waardoor een aanmerkelijk verschil heerscht tusschen de droge Z.W.- en de regenrijke N.O.-kust. — Sedert Jamaica in 1655 onder bestuur van Engeland kwam, is het economisch sterk vooruitgegaan. De aanplant van indigo, katoen, cacao, koffie en vooral van suiker slaagde met behulp van ingevoerde negerslaven zóó uitstekend, dat het eiland in de 18de eeuw het belangrijkste van geheel West-Indië was. Nog in het begin van de 19de eeuw bezat het ruim 850 groote suikerfabrieken en voerde het 10 millioen K.G. koffie uit. De afschaffing der slavernij maakte aan dezen grooten economischen bloei een einde, omdat daardoor de noodige arbeidskrachten voor de plantages ontbraken. In de jaren 1830 tot 1840 verminderde de totale productie met ongeveer 66%, en alleen de suikeropbrengst liep van 60 millioen K.G. terug tot 25 millioen K.G. Zelfs een schadevergoeding van 72 millioen gulden aan de ondernemers, was niet voldoende om de bedrijven op gang te houden. Op den duur kwamen in plaats van de groote ondernemingen van weleer, tal van kleine bedrijven. Nu begint een nieuw tijdperk van bloei.

Van den totalen uitvoer bedraagt thans die van suiker 8,4%, koffie 6,3% en cacao 3,5%, do oude cultures te zamen dus ongeveer 18%, waartegenover de vruchtenuitvoer (bananen, oranjeappels, druiven) niet minder dan 52 %, rekent men de kokosnoten mede, zelfs 55% inneemt. Verreweg het belangrijkst hiervan is de bananenuitvoer, die alleen 50 % bedraagt. Van beteekenis zijn verder de uitvoer van Spaansche peper, gember, citroensap, tabak — in totaal droeg de landbouw 78 % tot den geheelen uitvoer bij. Het overige wordt geleverd door de boschproducten: hout, o. a. mahonieoncampêchehout, bijenwas; veeteeltproducten vooral huiden en vellen; en door de industrie, waarvan de Jamaica-rum een wereldreputatie heeft gekregen, en die zich verder bezig houdt met het vervaardigen van sigaren. — Gedurende de jaren 1910 tot 1915 bedroeg de uitvoer gemiddeld per jaar 36 millioen gulden, terwijl de invoer meest evengroot was. De uitvoer is voor ruim 60 % naar de Ver. Staten, die tevens het belangrijkste invoerland zijn. Voornaamste havens zijn: Montego Bay en de hoofdstad Kingston. — Toen in 1833 de slavernij werd afgeschaft, waren van de 360.000 inw. niet minder dan 320.000 negers. Deze ongunstige verhouding is sedert dien niet veel verbeterd.

Volgens den census van 1915 bestond de geheele bevolking uit 883.000 zielen, waarvan 630.200 Zwarten, 163.200 Kleurlingen, 17.400 Indiërs, 2100 Ohineezen en slechts 15.600 Blanken. Dichtheid van bevolking 76 per K.M.2 — De bevolking is over het geheele land verspreid; steden van eenige beteekenis komen niet voor. De eenige groote stad is de hoofdstad Kingston met 58.000 inw.— Jamaica, waartoe administratief ook de Turks- en Caicos-eilanden, Caymanseil., Morant Cays en Pedro Cays belmoren, wordt bestuurd doorheen Engelschen gouverneur, bijgestaan door een „geheimen raad” en een wetgevend lichaam. — Jamaica, voorheen Haimaca (woud- en waterland) geheeten, werd door Columbus op zijn tweede reis, den 5den Mei 1494, ontdekt en kreeg in 1514 op koninklijk bevel den naam van Isla de Santiago. Diego, Columbus’ zoon, was de eerste gouverneur van J. — In 1655 vermeesterden de Engelschen het eiland, dat nu den naam Jamaica kreeg. Spanje moest bij het Tractaat van Madrid in 1670 de overzeesche koloniën van Engeland, waaronder J., als wettig bestaande erkennen.

De bevolking en de welvaart namen onder het nieuwe bestuur snel toe. Een vreeselijke aardbeving in 1692 en daarop volgende pest deden de bevolking weer afnemen. Ook werd J. herhaaldelijk door cyclonen geteisterd. Een in 1865 in’t district vanPort-Morant uitgebroken opstand der kleurlingen werd met geweld onderdrukt.

De wreedheid, waaraan de toenmalige gouverneur Eyre zich jegens de opstandelingen had schuldig gemaakt, had ten gevolge dat hij teruggeroepen werd, terwijl eenige verandering in het bestuur werd gebracht.— Litteratuur: Paasche, lm Fluge durch J. (1900); W. J. Gardner, History of J. (1909); .l. Henderson, Jamaica (1907); R. T. Hill, The Geology and Physical Geogr. of J. (1899); II. G. de Lisser, Twentieth Century J. (1913); A Leader through J. (1907); Jamaica, A Handbook of information (jaarlijksche uitgave).

< >