Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Introïtus

betekenis & definitie

Introïtus - (Lat. ingang), in de R.-Kath. kerk het eerste der voor elken dag veranderlijke gebeden der H. Mis, dat oorspronkelijk bestond uit een geheelen psalm, die door het koor gezongen werd, doch thans alleen bestaat uit een meestal aan den bijbel ontleende spreuk, gevolgd door een psalmvers ; daarop het „Gloria Patri”, enz. (dit ontbreekt in de Missen voor overledenen), waarna de eerste spreuk herhaald wordt. De I. wordt door den priester, na de gewone inleidende gebeden aan den voet des altaars, uit het misboek aan de e.pistelzijde van het altaar gelezen, en alleen in de hoogmis door het koor gezongen, zoodra de priester aan het altaar komt. In ruimeren zin wordt het geheele eerste gedeelte der Mis I. genoemd. Aan de begin-woorden van den respectieven I. ontleenen voorts de Zondagen van de Vasten en die na Paschen hun naam, zooals „Invocabit” enz. — In de Ooster sche liturgie is I. het binnenbrengen van het Evangelieboek (kleine I.) en van de offergaven (groote I.). In den korteren vorm werd de I. ook door de hervormers in de Protestantsche liturgie overgenomen en bleef hij in enkele kerkgenootschappen (zooals bijv. in Mecklenburg) nog bestaan.

< >