Inka - de dynastie, die het Oudperuaansche rijk gesticht en tot de komst der Spanjaarden toe geregeerd heeft. Vermoedelijk was het de naam van een onderafdeeling („clan”) der Kechua, den belangrijksten stam in het Peruaansche bergland. De oudste geschiedenis van het Inka-rijk ligt in het duister. Wat precies de historische kern is van de verhalen, waarin de komst der Inka’s en hun eerste daden beschreven worden, is niet uit te maken.
Vast staat dat zij van uit Cuzco, dat naar ’t heet door hen gesticht is, hunne veroveringen begonnen zijn. Toen Pizarro, in 1533, den Peruaanschen grond betrad, strekte het rijk zich uit van de Noordgrens van Ecuador tot aan den Rio Maule in Chili en van de Stille Zuidzee tot aan de laagvlakte ten O. van de Andes. Dat het tot zulk een bloei gekomen is, was nog meer aan het politiek beleid en het organiseerend talent dan aan de militaire eigenschappen der I. te danken. Zij verstonden uitnemend de kunst om van reeds bestaande toestanden partij te trekken en de bestaande beschavingsvormen geleidelijk in de Inka-cultuur te doen opgaan. Toch is het I.-rijk nooit geheel een eenheid geworden en dat zou het ook niet geworden zijn als de Spanjaarden niet tusschenbeide waren gekomen, want bij hun komst ging het rijk door burgeroorlog tengevolge van twist over de opvolging zijn ondergang tegemoet. Men heeft de inrichting van het Inka-rijk wel socialistisch of zelfs communistisch genoemd. Tot op zekere hoogte was zij dat ook, maar niet in dien zin, dat allen gelijke rechten hadden. Behalve de vele Inka’s, d. w. z. de leden der Inka-familie, die de hoogste betrekkingen hadden en onmiddellijk onder den „Sapa-Inka”, den Inka „par excellence”, den heerscher met onbeperkte macht, stonden, waren er nog twee adelklassen en een leger van hoogere en lagere ambtenaren.
Politieke rechten had alleen de heerscher, maar tusschen de leefwijze der hoogere standen en die van de groote massa van het volk bestonden groote verschillen. Dat volk was onderworpen aan een staatssocialistisch régime, dat tot in de uiterste consequenties werd doorgezet. De gewone InkaPeruaan was niets dan een dwangarbeider van den staat, zonder een schijn van persoonlijke vrijheid. Dat hij zich daarin kon schikken, is natuurlijk niet te verklaren uit een door theoretische bespiegelingen gewonnen overtuiging, dat deze toestand inderdaad de meest verkieselijke was, maar eenvoudig uit de al zijn neigingen en gevoelens overheerschende religieuze vereering voor den Inka, den zonnezoon, de vleeschgeworden godheid. Met het moderne socialisme heeft de staatsinrichting van het Inka-rijk dus innerlijk niets gemeen.
Voor meer bijzonderheden en een beschrijving van de Inka-beschaving moeten wij verwijzen naar de litteratuur. Zie Clements R. Markham, The Incas of Peru, (second ed.) Londen 1911; Th. A. Joyce, South American Archaeology. An introduction to the archaeology of the South American Continent with special reference to the early history of Peru, Londen 1912.