Ingres - (Jean Auguste Dominique), geb. te Montauban 1780, gest. te Parijs 1867 ; portret- en historieschilder, leerling van Roques te Toulouse en David te Parijs (1876). In 1801 grand prix de Rome ; ging eerst 1806 naar Italië, waar hij tot 1824 bleef. Daarna keerde hij naar Parijs terug, waar hij de eerste plaats onder de schilders van zijn tijd innam, en hem vele onderscheidingen te beurt vielen. Tegenover het opkomend romantisme van zijn dagen, belichaamt hij als het ware het classicisme.
Koel, verstandelijk constructeur, ontbreekt in zijn compositie’s ten eenenmale de gevoelsnoot, die in de werken zijner romantische tijdgenooten zoo machtig klinkt. Zijn portretten zijn van een koude, zelfgenoegzame verstandelijkheid, zijn personen hebben geen relatie tot den toeschouwer, maar staan a. h. w. objectief in hun lijst. Zijn groote werken zijn logisch geconstrueerd en hebben een compositie, die, ware zij niet zoo duidelijk berekend, hen de werken van een Raffael en Poussin ter zijde zou kunnen stellen. Zijn coloriet is van een ijzige koelheid — helblauw, zwart, helgeel b.v. — maar tevens zoo weloverwogen, dat hij niet nalaat op den beschouwer door de fijne harmonie een diepen indruk te maken. En bovenal wekt hij bewondering door zijn geweldig technisch kunnen, dat streng gedisciplineerd, in Raffael dengrooten leermeester had gevonden. Zijn kleuren zijn hem, met hoeveel zorg ook behandeld, slechts tot steun voor het lineament. De lijn, de teekening, is zijn eigenlijk element. En al komt in zijn naakt-studies, als de bekende „Bron” (Louvre) en de „Odalisk” of de „Badende vrouw” (beide Louvre) een nauwkeurige natuurstudie aan den dag, zoo is toch hier ook hoofdzaak de fraai-gebogen lijn, de volkomen gebalanceerde compositie, en waarschijnlijk wel door deze voorliefde komt het, dat wij, van ander, modern standpunt uit, in zijn schilderijen vaak plekken ontdekken, die wij „leeg” plegen te noemen.
Alles moet begrensd zijn, alles is in lijnen en contouren te vangen. „La fumée même doit s’exprimer par le trait!” Het groote in de kunst van Ingres is misschien, dat hij dit absolute standpunt met zoo geweldig kunnen en willen heeft ingenomen. Als voorlooper der Praeraphaeliten leeren wij hem kennen in zijn stuk Francesca en Paolo (Mus. te Chantilly), waar hij, volmaakt classicist, de primitieven der Italiaansche renaissance eer herschept, dan navolgt. Talrijk waren zijn leerlingen, waarvan wij hier slechts Flandrin, Amaury Duval en Desgoffes noemen. Het best leert men Ingres kennen in het Museum te Montauban, waar ook tallooze teekeningen van zijn hand bewaard worden. Maar ook andere musea, o. a. het Louvre, bezitten een uitgebreid oeuvre. Voor een lijst van zijn werken, vergelijk Champlin-Perkins, Cyclopaedia of Painters and Paintings, waar tevens de oudere litteratuur opgegeven is. Zie verder Muther, Gesch. d. Malerei III p. 162v. v. en Meyer-Graefe,Entwicklungsgeschichte der modernen Kunst I.