Indigo - blauwe verfstof, welke uit velerlei planten, zooals uit verschillende Indigofera-soorten, uit Marsdenia tinctoria (o. a. op Sumatra voorkomend), uit Polygonum-soorten (o. a. P. tinctorium uit China), uit Isatis tinctoria (Weede), uit I. alpina, enz. verkregen wordt. De handels-indigo is afkomstig uit enkele Indigofera-soorten en variëteiten, die op Java en in Britsch-Indië geteeld worden, voornamelijk I. Sumatrana, I. oligosperma, I. (Guatemala-i.), I. arrecta (Natal-Indigo), I. anil. De Weede of pastel is vroeger in Europa gebruikt voor blauwe verven, later, na veel strijd echter, verdrongen door de Indische Indigo. Thans vindt zij nog toepassing bij de Weede-kuip. — Indigo was reeds in de oudheid bekend.
Men wist, dat zij uit Azië afkomstig was. In Europa werd zij eerst gebruikt om de kleur van de pastel te versterken, vervolgens, doordat de Oost-Indische Compagnie groote hoeveelheden aanvoerde, verfden vooral de Hollanders hunne blauwe stoffen met i. In verschillende landen werd echter het gebruik van i. verboden om de pastel-cultuur, die een rijke bron van inkomsten vormde, te beschermen. Tijdens het continentale stelsel heeft men in Frankrijk weer zijn toevlucht moeten nemen tot de pastel. Door de bereiding van de synthetische indigotine tegen een prijs, die lager is dan die van de i., is aan de indigo-cultuur een gevoelige slag toegebracht, waarvan zij scheen zich niet te zullen herstellen, totdat door het uitbreken van den wereldkrijg de prijzen van de plantaardige indigo omhoog gingen, tengevolge waarvan de cultuur weer een belangrijke uitbreiding verkreeg. Op Java waren vooral de Vorstenlanden de zetel van de indigocultuur. Men kweekt de planten uit zaad, dat op kweekbedden wordt uitgezaaid. Na een maand kan men de jonge plantjes uitplanten op afstanden van 25—50 cM. en na vijf maanden ongeveer met snijden beginnen. Na 2—3 maanden kan men een tweeden snit en nog drie maanden later een derden snit oogsten. — Om uit de bladeren de i. te winnen, worden de afgesneden stengels in schuine richting in groote, gecementeerde bakken (fermenteerbakken) van 1,25 M. diepte geplaatst en vervolgens met water bedekt, waarin men ze ongeveer 7 uur laat staan.
Het in de bladeren aanwezige glucoside, indicaan, wordt dan door een enzym, dat eveneens in het blad voorkomt, gesplitst en in het water lost dan het gevormde indoxyl op. De geelachtig gekleurde vloeistof, welke bij dit zoogenaamde fermenteer-proces is ontstaan, laat men dan in lager gelegen bakken (klopbakken) afloopen. Hierin bewegen zich een aantal armen, waaraan scheppers verbonden zijn, zoodat de vloeistof rijkelijk met lucht in aanraking komt en het indoxyl tot indigo wordt geoxydeerd, dat zich in groote vlokken afscheidt. Als de oxydatie is afgeloopen, laat men de i. bezinken, tapt de er boven staande vloeistof af en spoelt dan de i. op een linnen filter. De zoo verkregen „rauwe pap” wordt met 6—7-voudige hoeveelheid zuiver water vermengd en onder omroeren tot kookhitte gebracht, waardoor de indigolijm en andere onzuiverheden worden opgelost en bederfveroorzakende organismen worden gedood. Na filtratie door linnen, perst men de achtergebleven pap in doeken, tot een 25 % waterhoudende koek, die in koekjes wordt gesneden, waarop men een merk en nummer aanbrengt. De koekjes droogt men daarna op rakken, eerst langzaam en zachtjes, daarna in de zon of in een droogkamer. Tenslotte verpakt men ze in kisten.
Door onzen landgenoot van Lookeren Campagne zijn indertijd voor de verwerking van Natal-i. twee methoden ingevoerd. Bij de eerste vermengt men het water, waarin de planten worden uitgetrokken, met kalk (0,3 KG. per M.3) en laat dan bij de heerschende temperatuur (27°) 9 uur trekken. Ook bij het kloppen voegt men weer kalk aan de vloeistof toe (0,21 KG. per M.3). De na het kloppen verkregen pap wordt ter verwijdering van kalkzouten met verdund zwavelzuur (1,8 KG. op 1 M.3 water) gedurende 3—4 uur geroerd. — Bij de tweede methode gebruikt men op 55° verwarmd water, omdat gebleken is, dat bij 50° de splitsing van het glucoside (het zoogen. fermenteeren) het gunstigst verloopt en reeds in 4 uur is afgeloopen. Het aldus verkregen product is rijker aan indigorood. Door dat procédé is de concurrentie met de kunstmatige indigo nog het best vol te houden.
Het voornaamste bestanddeel van de indigo is het indigotine of indigoblauw; verder bevat zij nog indigorood, indigobruin, indigolijm, zouten en kleine hoeveelheden onoplosbare organische stoffen. Het gehalte aan indigotine kan afwisselen van 40—80 %, dat aan indigorood van 0,5—15 % en dat aan asch van 1—10 %. De Java-indigo heeft een hooger indigoblauwgehalte dan de Bengaalsche i. — Litteratuur: C. J. van Lookeren Campagne in dl. III van v. Gorkoms O.-I. Cultures, uitgegeven onder redactie van Dr. H. C. Prinsen Geerlings, 2de dr. 1919.