Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hydrologie

betekenis & definitie

Hydrologie - de kennis van het grondwater, d. w. z. van het vloeibare water in de aarde. Tot het grondwater behoort zoowel het water, dat de bovenste aardlagen bevochtigt, als het water, dat de diepere lagen geheel doordringt. De h. omvat de wijze van voorkomen van hot grondwater, de bewegingsverschijnselen die zich daarbij voordoen, de scheikundige samenstelling der in het water opgeloste stoffen en de scheikundige werkingen, die zich daarbij voordoen ; voorts de voeding van het grondwater door neerslag uit de atmosfeer, door indringing van oppervlaktewater en het verlies van grondwater, zoowel door verdamping, door den invloed der planten, als door uitvloeiing in den vorm van bronnen. Het water, dat de bovenste aardlagen slechts bevochtigt, wordt onderverdeeld in het pendulaire en het funiculaire ; bij het wezen daarvan spelen de capillaire werkingen een groote rol.

De beweging van het grondwater, dat de aardlagen geheel doordringt, wordt veroorzaakt door de zwaartekracht, zij wordt overigens bepaald door den vorm en den bouw der aardlagen, de gesteldheid van het terrein en voorts door de wetten der wrijving van vloeistoffen. De h. als wetenschap is ontstaan uit de behoeften der praktijk. De bewegingsverschijnselen zijn van belang voor vele technische vraagstukken, o. a. die betreffende grondwaterwinning, irrigatie, drainage, zoowel van polders en dijken als ten behoeve der in de laatste jaren steeds meer toegepaste grondwaterverlaging voor werken in den bodem. Vooral in verband met de bedoelde vraagstukken van praktischen aard, is de theorie der grondwaterbeweging, een belangrijk onderdeel geworden van de h., en zij is in wiskundige banen geleid. Noodzakelijke hulpwetenschappen voor den hydroloog zijn aardkunde, bodemkunde, holenkunde, scheikunde, natuurkunde en wiskunde.

< >