Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hyaena

betekenis & definitie

Hyaena - een geslacht van de roofdieren, het naast verwant met de sluipkatten. Groote dieren, beperkt tot de Oude Wereld, met naar achteren afhellend achterlijf en ruwharigen staart; zwaar gebouwd met krachtige voorpooten en kortere en zwakkere achterpooten; zij kunnen niet springen of sluipen en niet zeer hard loopen. Teengangers met vier teenen aan iederen voet en stompe niet intrekbare nagels: de kiezen zijn zeer sterk gebouwd. Vraatzuchtige, lafhartige nachtdieren, die in hoofdzaak zich met aas voeden en door het afscheiden van een sterk riekende slof in de aarsklieren een walgelijken stank verspreiden.

De meest bekende soort is de gestreepte hyaena, H. striata, uit Z.-Azië en N.-Afrika; grijsbruin met onregelmatige, donkerbruine of zwarte dwarsstrepen en korte manen. De gevlekte h., H. crocuta (zie plaat Wilde honden en hyaena’s, II fig. 2) is gevlekt en leeft in Afrika ten Z. van de Sahara. De bruine h., H. brunnea, uit Z.-Afrika, de strandwolf der Kaapsche Boeren, is tegenwoordig zeldzaam; zij dwaalt gaarne langs het strand en voedt zich met zeedieren. Het geslacht Proteles met de eenige soort Pr. lalandei, de aardwolf of civet-hyaena, is, wat haar gedaante betreft, een h., verschilt echter in verschillende opzichten in bouw van deze, leeft in Z.-Afrika (fig. 4). — Dat de h. eenmaal zeer algemeen zijn geweest, blijkt uit de groote hoeveelheden van fossiele overblijfselen; in de holen van Europa leefde de holen-hyaena, H. spelaea; was krachtiger gebouwd dan de thans levende soorten.

< >