Hyacinthus (plantk.) - plantengeslacht van de fam. der Liliaceae, waarvan de in een tros vereenigde bloemen een evenwijdige buis met kortere of langere slippen vertoonen en met de buis bevestigde meeldraden; lijnvormige grondbladeren. Van de ongeveer 30 soorten komen enkele in Tropisch- en Zuid-Afrika, de meeste in het Middellandsche zeegebied voor. Voor Nederland is de invoer van H. orientalis, een in Griekenland en Kl.-Azië inheemsche soort, uit haar vaderland in de laatste helft der 16e eeuw van ongewone beteekenis geweest. Immers bleek dit bolgewas zich bij uitstek thuis te gevoelen op de Hollandsche geestgronden, waar in den loop der eeuwen het monopolie der hyacintenteelt voor de geheele wereld is ontstaan, die geruimen tijd het hoofdartikel van den bollenhandel zou worden.
De oudst bekende hyacinten kwamen slechts in een paar kleuren voor, terwijl er ook reeds vóór 1600 een dubbele witte vorm in cultuur was. Een kwart eeuw later waren er nog slechts een dozijn verschillende vormen bekend. Trad gedurende de 17e eeuw zoowel vóór als na den windhandel, de tulp onder de gekweekte bolgewassen het meest op den voorgrond, in de 18e eeuw moest zij haar plaats aan de hyacint afstaan. Vooral in Haarlem en omgeving werd hare cultuur in verscheidene kweekerijen met de meeste zorg beoefend, en duizenden verscheidenheden, waarvan vele door particulieren uit liefhebberij uit zaad gewonnen waren, voor den buitenlandschen handel gekweekt. Omstreeks 1743 dreigde de speculatiezucht zich van de hyacint meester te maken ; als afschrikkend voorbeeld werden de tallooze pamfletten uit den tijd van den Tulpenwindhandel (1637) herdrukt. Een verhandeling van den Haarlemschen kweekerVoorhelm verscheen in het Fransch, Engelsch, Duitsch en Italiaansch. De Marquis de St. Simon schreef een uitvoerige monografie „Des Jacinthes, de leur reproduction et culture” (Amsterdam 1768).
De bloemenliefhebbers in binnen- en buitenland streefden destijds naar het bezit van uitgebreide verzamelingen hyacinten van zooveel mogelijk verschillende vormen. In het laatst der 18e eeuw werd het gebruik der H. veel algemeener, daar ze zich in potten bijzonder gemakkelijk laat vervroegen en dan reeds in den winter bloeit. De kultuur paste zich hier bij aan, door de gevuldbloemige verscheidenheden, die de roem der 18e eeuwsche verzamelingen waren geweest, te vervangen door de enkelbloemige, die zich beter lieten vervroegen. In deze richting breidde de kultuur zich in de eerste helft der 19e eeuw geregeld uit, om weldra een nieuw hoogtepunt in de geschiedenis der H. te bereiken. In de jaren 1860—80 behoorde de H. in Engeland tot de modebloemen, en was de vraag bijzonder levendig. De kultuur in Nederland zorgde er voor , daaraan te kunnen voldoen en trachtte door het aanwinnen van nieuwe aanwinsten, die den steeds wisselenden smaak van het oogenblik bevredigden, te voldoen. Daarna is allengs de tulp weer meer op den voorgrond getreden, terwijl de hyacintencultuur zich meer en meer wijzigde in massateelt van betrekkelijk weinige verscheidenheden, die aan de hoogste eischen voor verschillende doeleinden voldoen. De bijna fabriekmatige teelt der H. werkte dit zeer in de hand.
Thans worden ongeveer 500 H.A. met hyacinten in de bollenstreek geteeld. — De teelt der H. eischt den grofkorreligen zandbodem en het zeeklimaat van de Hollandsche binnenduinen, terwijl ook de juiste stand van het grondwater van groote beteekenis is. Daar deze eischen, evenmin als de van'geslacht op geslacht overgeleverde ervaring der kweekers, die zelven steeds nieuwe wegen ter opvoering van de productie als bij intuitie wisten te ontdekken, elders niet te verwezenlijken zijn, heeft zich het monopolie der teelt in Nederland steeds weten te handhaven. De vermeerdering der gekweekte verscheidenheden geschiedt door de bollen te kruisen of te hollen, d. w. z. om door het maken van bepaalde insnijdingen of boringen in den bol, dezen te prikkelen tot het vormen van groote massas van jonge bolletjes, die in enkele jaren tot leverbare bollen zich kunnen ontwikkelen. Nieuwe vormen ontstaan door zaaiing, vooral in de laatste jaren door weloverwogen kruising, of wel als „sport”, als kleur- of vormvariatie van bestaande verscheidenheden, welke variatie vegetatief voortgekweekt constant blijft. —Daar de hyacint in den handel vooral waarde heeft voor het vroege bloeien, waardoor reeds zoo mogelijk met Kerstmis bloemen verkregen kunnen worden, is getracht de bollen voor dit doel geschikt te maken. Hiertoe werden aanvankelijk de Hollandsche bollen een jaar in het Zuiden van Frankrijk gekweekt, doch later bleek dat nog betere resultaten verkregen worden met het z.g. „prepareeren”, waarbij de bollen na het rooien aan een bepaalde temperatuur worden blootgesteld. Deze methode die in de praktijk ontdekt, door wetenschappelijke proeven bevestigd is, opent een uitgestrekt veld van mogelijkheden, waarvan de kultuur reeds bezig is de vruchten te plukken. — Behalve de grootbloemige Hollandsche hyacinten is voor den handel belangrijk de kleinbloemige witte z.g. Romeinsche hyacint, die zich zeer gemakkelijk vroeg in broei laat trekken, en in het Zuiden van Frankrijk wordt gekweekt.
De wereldhandel van dit buitenlandsche artikel is grootendeels in Nederlandsche handen. Tengevolge van weinig zorgvuldige cultuur, vooral tijdens den wereldoorlog, wordt de Romeinsche hyacint steeds meer door ziekten aangetast en allengs verdrongen door enkele verscheidenheden van Hollandsche hyacinten met gelijksoortige eigenschappen. — De hyacinten zijn onderhevig aan een aantal ziekten, die door de kweekers met behulp der wetenschap steeds zoo afdoend bestreden zijn, dat de teelt zonder noemenswaardige stoornis geregeld is kunnen worden voortgezet. De onderzoekingen in 1883—86 door de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur aan Dr. J. H. Wakker opgedragen, strekten vooral ter bestrijding van het naast het reeds in de 18e eeuw bekende ringziek, veroorzaakt door aaltjes, optredende geelziek, hetwelk door bacteriën veroorzaakt bleek te worden, en het eerste voorbeeld van dezen aard was. — Van de overige species van het geslacht H. is H. azureus, die veel aan een druifhyacintje herinnert (zie MUSCARI) de eenige gekweekte. De Kaapsche hyacint is Galtonia candicans.