Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Huzaar

betekenis & definitie

Huzaar - (Hong. huszar, van „husz” = twintig en „ar” = betaling), soldaat eener lichte ruiterij, ontstaan in Hong. ± 1450, uit een militie, waarbij, ingevolge eener wet van Kon. Matthias I, elke 20 gezinnen gezamenlijk één ruiter moesten leveren en uitrusten. Hunne bewapening bestond uit een groot zwaard (recht of krom); zij bestreden den vijand door hem te omzwermen en onder gunstige omstandigheden in rug en flanken te bestoken, zonder zich in een beslissend gevecht te wikkelen. In de Middeleeuwen treft men ook h. in de Poolsche Cav. aan, waar ze evenwel een zware ruiterij vormden en tezamen met de kurassiers „Towarzirz” of kameraden werden geheeten, omdat zij allen edellieden van gelijken rang — ook met den koning — waren.

Ze droegen den maliënkolder en waren zeer weelderig gekleed, terwijl hun bewapening in hoofdzaak in de sabel bestond. De Poolsche h. werden in het gevecht gevolgd door hun bereden knechten ; later streden ze in afdeelingen van 100 man in front en op 4 gelederen, bestaande uit hunne helpers. In de 17e eeuw werd het wapen ook in Oostenrijk ingevoerd, ongeveer 1691 in Frankrijk en sedert in de meeste Europ. legers. De Ned. Cav. bestaat alleen uit h. (zie CAVALERIE).

Hven Zweedsch eiland in de Sont (Oeresund), ten N.W. van Landskrona, groot 71./2 K.M.2 met 1000 inw., behoort nadat het in 1658 door Denemarken is afgestaan tot Malmöhusleen. Het eil. is beroemd geworden, doordat Tycho Brahe hier op zijn slot Uranienborg zijn sterrekundige en meteorologische waarnemingen verrichtte (1582—97). De overblijfselen van het gebouw zijn in 1901 blootgelegd; toen is ook een standbeeld van den geleerde opgericht.

< >