Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Humaniteit

betekenis & definitie

Humaniteit - (Lat. humanitas), menschelijkheid, het humaan zijn, menschenliefde. Reeds bij de Ouden werd met dit woord aangeduid de harmonische ontwikkeling van ’s mensenen natuurlijke hoedanigheden en gaven van geest en hart. Daar bij de Romeinen zulk een hoogere beschaving des geestes slechts door de studie der Grieksche dichters en schrijvers verkregen kon worden, krijgt het woord bij Cicero reeds de bijbeteekenis van letterkundig-aesthetische vorming. In de Middeleeuwen waren de overblijfselen der classieke litteratuur, vooral der Latijnsche, de eenige bron van dergelijke ontwikkeling; vandaar dat de philologische leervakken humaniora (studia humaniora) genoemd werden en humanisme die wijze van geleerde opvoeding, waarbij de geschriften der ouden als het voornaamste middel gebezigd werden.

In tegenstelling tot de scholastieken (zie ald.) noemden de beoefenaars daarvan zich humanisten. Zie voorts de artikelen: GYMNASIUM, PAEDAGOGIEK, PHILOLOGIE.— In theolog. zin beteekent h. menschelijkheid, in den zin van de verwezenlijking van het ideaal van het mensch-zijn. Soms wordt h. opgevat als tegenstelling met het Christendom in zooverre zij de natuurlijke ontwikkeling is van menschelijke vermogens: zoo b.v. door Comte, A. Pierson. Soms als de vrucht van het Christendom, in zooverre dit alleen het mensch-zijn ten volle ontwikkelt; zoo b.v. door Herder, A. Vinet, de ethische richting.

< >