Hubert en jan van eyck - grondleggers der Vlaamsche paneelschildering. Over het leven van beiden is zeer weinig bekend. Hun geboortejaren worden respectievelijk omstreeks 1370 en 1390 gesteld. De eenige maatstaf van beoordeeling is hier de schijnbare leeftijd van hun zelfportretten op het altaarstuk van Gent (z.o.). Hubert stierf blijkens zijn grafschrift (in het Archaeologisch museum te Gent) in 1426 te Gent, Jan in 1441 te Brugge.
Men veronderstelt, op grond van hun naam, dat beiden te Maeseyck bij Maastricht geboren zijn. Jan werkte eerst voor Jan van Beieren, voor wien hij het slot in Den Haag versierde (1422—1424), toen voor Filips den Goede (van 1425 af), voor wien hij in 1428 naar Portugal ging om het portret van de infante Isabella te schilderen. Van 1426 tot 1428 woonde hij te Rijssel, van 1433 tot zijn dood te Brugge. — Het hoofdwerk der beide broeders is het altaarstuk „De Vereering van het Lam”, geïnspireerd op de Openbaring van Johannes (7: 9—10), waarvan de verschillende paneelen zich in den Sint-Bavo te Gent, het museum te Brussel en het Kaiser Friedrich-Museum te Berlijn bevinden. Een inscriptie op dit stuk geeft aan, dat het door Hubert begonnen werd en door Jan (in 1432) voltooid. Het is nog niet gelukt de beide handen zeker te onderscheiden. Waarschijnlijk zijn de vleugels van Jan, het middelstuk van Hubert.
Alles is bewonderenswaardig in dit werk: de techniek, die de kleuren tot op onzen tijd volmaakt zuiver deed blijven, het koloriet, dat tegelijk een streelende teederheid en een buitengewone kracht heeft zonder dat ooit de harmonie verbroken wordt, de verheven vroomheid en de volkomen natuurgetrouwheid van personen en Iandschap. Alle andere aan de Van Eycka toegeschreven werken zijn hoogstwaarschijnlijk door Jan alleen gemaakt. Het beste daaronder is de „Madonna van kanunnik Van der Paele” (museum te Brugge), met het onovertroffen portret van den schenker. Zeer bekend zijn verder de „Madonna van den kanselier Rolin” (Louvre), met een stadsgezicht (waarschijnlijk Maastricht), het portret van de vrouw van den schilder (Sint-Jans-gasthuis te Brugge), dat van het echtpaar Arnolfini (misschien de schilder en zijn vrouw) (National Gallery te Londen) en de man met de anjelier (misschien Jan van Beieren) (Berlijn). Al deze portretten ademen naast volkomen waarheid een bijna plechtige rust. — Aan de Van Eycks worden ook enkele van de miniaturen toegeschreven in het beroemde gebedenboek van den hertog van Berry („les belles heures du duc de Berry”), waarvan het grootste deel te Turijn in 1904 verbrandde, de rest door baron A. de Rothschild te Parijs, het Louvre en principe Trivulzio te Milaan bewaard wordt. Teekeningen van Jan van Eyck bevinden zich in het Louvre en te Frankfort a. Main (portret van Jakoba van Beieren?).
Litteratuur: Weale, H. and J. v. E., London 1908 en 1912; M. Rooses, Flandre (Ars Una). Parijs 1913; Thieme-Becker’s Künstlerlexik. XII; A. G. Coppier, Les Arts, Juli 1917.