Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hoog (barometrisch)

betekenis & definitie

Hoog (barometrisch) - gebied van hooge luchtdrukking, een gebied, waarin in tegenstelling van in een depressie, de luchtdrukking een hooger waarde heeft dan in de omgeving. De luchtdrukking neemt van uit het centrum af; de luchtbeweging van uit het centrum is anticyclonaal. De luchtdrukafname van uit het centrum is meest minder sterk dan de l.-toename naar het centrum van een depressie, waarvan het gevolg is, dat de winden in een gebied van h. l. in het algemeen veel zwakker zijn dan in een depressiegebied en dat de luchtdrukverdeeling rondom het centrum over groote uitgestrektheden onregelmatig is. Eerst aan de randen van het gebied van h. l. vindt men een regelmatig luchtdrukverval en regelmatige winden.

Bij een goed ontwikkeld barometrisch maximum is de kern als bij een depressie omgeven door elliptische isobaren. Het weer is in een gebied van hooge luchtdrukking in den regel rustig en mooi met weinig bewolking en tot hoog in de atmosfeer zwakke luchtbeweging. In het najaar is het bij hoogen luchtdruk somwijlen mistig en daardoor vochtig en koud; in den zomer komt vooral in de streken W.-lijk van de kern meest zeer warm weer voor, in den winter heerscht veelal in het Z. en W. quadrant van het gebied van h.l. strenge vorst. Evenals de depressie’s zijn de gebieden van h.l. bewegelijk en wel beweegt zich het meerendeel naar O. of Z.O. De snelheid van voortbeweging is evenwel geringer dan die der depressies en bedraagt gemiddeld 26 K.M. per uur. In Europa zijn ze evenwel in den winter het minst bewegelijk; een gebied van h. l. boven Skandinavië en de Oostzee kan h. l. ’s winters wekenlang het weer een stabiel karakter geven (vorstperioden met O.-lijke winden). De spiraalsgewijs van uit het centrum gerichte luchtbeweging is evenals de naar het centrum der depressie gerichte luchtstrooming slechts beperkt tot de onderste luchtlagen; in de hoogere luchtlagen stroomt de lucht langs de isobaren terwijl op groote hoogte (boven 10 K.M.) een naar het centrum stroomende luchtbeweging valt waar te nemen. Het convergentiepunt op groote hoogte ligt echter meest niet boven het divergentiepunt op de aarde; de as van het gebied van h. l. heeft meest een helling naar het Z. of Z.W., soms reikt het gebied van h. l. niet tot in het Cirrusniveau doch is het gebied met anticyclonale luchtbeweging beperkt tot niet meer dan eenige K M. hoogte. De lucht van de hoogere lagen in een gebied van h. l. heeft in het algemeen een dalende beweging.

Ze wordt hierbij warmer en relatief droger wat aanleiding geeft tot oplossen van aanwezige wolken en heldere luchten. In tegenstelling van in een depressie vinden we in een gebied van h. l. en de onderste .M. hooge luchttemperaturen, terwijl de temperatuurafname doorgaat tot 14 of 15 K.M. om dan sprongsgewijs toe te nemen tot ongeveer dezelfde waarde als boven 10 K.M. boven een depressie wordt aangetroffen. Op zeer groote hoogte is dus de lucht in een gebied van een h. l. kouder dan bij een depressie. Ook in de alleronderste luchtlagen is in den winter in een gebied van h. l. de temperatuur veel lager dan in een depressie, vooral wanneer de grond met sneeuw bedekt is en de aarde in de lange heldere windstille nachten door straling sterk afkoelt. Meest vindt men bij strenge koude op eenige honderden meters boven den grond een sterke temperatuurtoename. Niet zelden is bij zware vorst de luchttemperatuur op 5 a 600 M. hoogte boven het vriespunt en wordt eerst op 3 K.M. hoogte in de atmosfeer de temperatuur waargenomen die op den grond heerscht. In den zomer is de temperatuurafname bij anticyclonale luchtbeweging in de onderste K.M.’s meest zeer steil.

Steeds echter vindt men in de warme lucht der anticycloon een zeer gering vochtigheidsgehalte. Tegenover de V. depressie of randdepressie, de depressie met niet gesloten isobaren, die zich vormt aan den rand van een groot depressiegebied, staat de rug van hoogen luchtdruk, een eveneens wigvormig gebied van h. luchtdruk dat twee depressie’s van elkander scheidt. Een dergelijke rug van h. l. trekt met de depressie’s mee; het passeeren ervan over een waarncmingsplaats gaat gepaard met helder en opklarend weer. Bij het aftrekken eener depressie begint bij stijgenden barometer en buiig weer de lucht op te klaren bij sterk ruimenden en steeds krachtig blijvenden wind. Na eenige uren van opklaring begint de lucht weer te betrekken en bij dalenden barometer loopt de wind snel terug om na een tijdelijke afname weer snel aan te wakkeren. Over de permanente gebieden van h. l. op de oceanen tusschen de keerkringen en in den winter boven de continenten zie CENTRA VAN ACTIE IN DE ATMOSFEER.

< >