Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hooft (pieter corneliszoon)

betekenis & definitie

Hooft (pieter corneliszoon) - beroemd Nederl. dichter en prozaschrijver uit de 17de eeuw, geboren te Amsterdam 1581; zijn vader was koopman, bovendien schepen, lid van de vroedschap en meerdere malen burgemeester aldaar, een man van libertijnschen geest. Aanvankelijk voor den handel bestemd, maakte Pieter een reis over Frankrijk naar Italië (1598—1601) waar hij kennis maakte met de It. Renaissance-literatuur en den invloed ervan onderging, gelijk blijkt uit zijn later werk en uit den Rijmbrief van 8 Juli 1600 naar Holland gezonden. Reeds voor zijn reis was hij lid van de kamer „De Eglentier” en had hij zijn Achilles en Polyxena (1597) geschreven.

In 1602 verscheen Theseus en Ariadne, in 1605 het eerste Nederlandsche herdersspel Granida, vrucht van zijn Italiaansche reis. Hij zeide den handel vaarwel en studeerde van 1606—08 in de rechten en de letteren te Leiden. Daarna verschenen nog verschillende tooneelstukken Geraert van Velsen (1613), Baeto oft Oorsprong der Hollanderen (1616); in deze stukken toonde hij zich een navolger van Seneca en met hem doet het classieke treurspel zijn intree in onze litteratuur. Een blijspel Warenar (1617 anoniem uitgegeven) was bewerkt naar de Aulularia van Plautus „nae ’s landts heleghentheyt verduytschet” en bevat echt Hollandsche, uitstekend geschilderde tooneeltjes. Niet minder bekend is H. om zijn minneliederen, waarin hij zeer uitmuntte en zich een echt Renaissance-dichter toonde (navolging van Petrarca), klankrijk, welluidend, fijn en kiesch. Vooral in het lied en het sonnet toont hij zich een groot dichter. Groot is zijn roem als prozaïst. In 1626 zag zijn Hendrik de Grote het licht, waarvoor hij van den Franschen koning de ridderorde van St.

Michiel kreeg; een ander geschiedwerk is De Rampzaligheeden der Verheffinge van den huize van Medicis (1636), maar zijn hoofdwerk is de Nederlandsche Historiën (1628—1638, 20 boeken) loopende van 1555—1584, dat in de eerste plaats een kunstwerk is wegens zijn kernachtigen stijl en zijn levendige schildering. Hij trachtte hierin een volkomen navolging van Tacitus’ stijl te geven, waardoor niet zelden al te groote gewrongenheid en beknoptheid het lezen tot een moeilijk werk maken. — Door zijn treurspelen, zijn lyriek en zijn proza heeft H. grooten invloed op onze litteratuur gehad en op drieërlei wijs tal van volgelingen gemaakt, die hem echter nooit hebben kunnen evenaren. Wat zijn levensloop betreft: na zijn Leidschen tijd werd hij in 1609 benoemd tot Drost te Muiden en Baljuw van het Gooi, in 1610 huwde hij Christina van Erp, die in 1624 overleed, in 1627 huwde hij met Leonora Hellemans, weduwe Bartelotti. Op het Muiderslot verzamelde Hooft een voornamen kring van letterkundigen en musici om zich heen, „De Muiderkring”, waar wij vaak Vondel, Tesselscha, Francisca Duarti e. a. aantreffen. In 1647 overleed H. te ’s-Gravenhage, waarheen hij zich begeven had om de begrafenis van Frederik Hendrik bij te wonen. Hooft was een aristocraat, rechtvaardig en onpartijdig, type van den waardigen Libertijn zijner dagen, die wars van politieken en kerkelijken strijd, de humaniora zocht. Zijn levensspreuk „Omnibus idem” is karakteriseerend voor zijn persoonlijkheid. Een complete nieuwere uitgave van Hooft’s dichtwerken is die van Dr.

F. A. Stoett (2 dln. 1900, 2de druk, 1ste druk van W. Leendertz). Van de Nederl. Historiën is de uitgave van 1677 zeer mooi. Afzonderlijke stukken in de „Zwolsche Herdrukken”, „Pantheon”, „Nederlandsche Klassieken”. Litteratuur over hem: G. Brandt, Het Leeven van Hooft (1677), G. Busken Huet, Pieter Czn. Hooft (Litt. Fant. I en XVIII).

< >