Honkbal - (= Amerik. Baseball), een open luchtspel voor den zomer, oorspronkelijk Hollandsch, in eenvoudigen vorm door onze kolonisten naar de Ver. Staten overgebracht, en in het begin der 19de eeuw gereglementeerd door de Knicker-bocker Club, die het daar deed herleven. Op een veld, ongeveer 40 x 40 M. groot, wordt een vierkant afgebakend van 27,5 x 27,5 M. De 4 hoekpunten hiervan zijn de honken: thuishonk en 1e, 2e en 3e honk.
De spelers, 18 a 20, verdeelen zich in 2 groepen, veldpartij en slagpartij. Van de veldpartij staat er één in het midden van het vierkant; één achter het thuishonk en de rest in het veld. Van de slagpartij komt er beurtelings een aan slag, op het thuishonk. Hij moet den bal (ongeveer een ronde cricket-bal, aan het dikste einde 7½ c.M. in doorsnede), hem uit het midden toegeworpen, terugslaan met een slaghout. Dan loopt hij naar het 1e honk en komt de volgende man aan slag. Wie geslagen heeft, moet de vier honken afloopen, en heeft, als hij niet wordt uitgevangen of uitgetikt, vóór hij een honk veilig bereikt, één punt voor zijn partij gemaakt. Als er drie van de slagpartij „uit” zijn, wisselen de partijen.