Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hondius

betekenis & definitie

Hondius - kunstenaarsfamilie, waarvan de voornaamste zijn:

1) Abraham Danielsz de Hondt ( Hondius), waarschijnlijk geb. te Rotterdam omstreeks 1625 (volgens anderen omstreeks 1638—39). Men neemt aan, dat hij in 1692 te Londen overleden is. Nederlandsch schilder van historiestukken.

Hij schilderde o. a. een Brand van Troje, waarin hij vooral het accent op de verschillende belichtingseffecten legde. Dit probleem trachtte hij ook in andere werken op te lossen ; zij zijn gemakkelijk te herkennen om hun helder en krachtig koloriet, energieken opzet en doorvoering en komen dikwijls het karakter van een Rubens of Snijders nabij. In zijn genrestukken herinnert hij meer aan Palamedesz. Zijn schilderijen en prenten vermeld bij Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon.

2) Hendrik Hondius I, geb. te Duffel in Brabant 1573, gest. na 1648. Zoon van Willem Hondius. Nederlandsch teeken- en prentkunstenaar. Hij leerde eerst in Mechelen en Antwerpen, later bij Jan Wierix te Amsterdam. Na een verblijf te Keulen, Parijs en Londen vestigde hij zich in Den Haag, waar hij als gildelid vermeld wordt. Zijn talrijke portretten en andere prenten worden bij Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon opgenoemd.
3) Hendrik Hondius II de Jonge, zoon van Jodocus Hondius, waarschijnlijk 1597 te Amsterdam geb., na 1648 gest. Nederl. schilder en prentkunstenaar. Zijn werk is niet te onderscheiden van den ouderen H. H., daar beide hetzelfde monogram voeren. Er komen schilderijen voor in den kunsthandel, die gesigneerd zijn met H. en een hond. Men pleegt deze Hendrik H. toe te schrijven. Zij zijn in het karakter van David Teniers (boerenherbergscènes). — Opgave zijner prenten bij Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon.

< >