Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Homoloog

betekenis & definitie

Homoloog - 1) (scheikunde). Indien organische verbindingen, welke tot een zelfde klasse belmoren n x CH2 in samenstelling verschillen, noemt men ze h. Zie ook HOMOLOGE REEKS.

2) (wisk.), overeenkomstig. Bij twee gelijkvormige en gelijkvormig gelegen (homothetische) figuren spreekt men van paren homologe punten, lijnen, vlakken. Bijv. 2 cirkels kan men op twee wijzen beschouwen als gelijkvormig en gelijkvormig gelegen; in ’t eene geval is het gelijkvormigheidspunt het gemeenschappelijk snijpunt van alle lijnen, die de uiteinden van 2 evenwijdige en gelijkgerichte stralen O1 A1 en 02 A2 verbinden (het uitwendig gelijk vormigheidspunt); homologe punten zijn hier de uiteinden van evenwijdige en gelijkgerichte stralen ; homologe koorden verbinden homologt puntenparen (2 homologe koorden zijn evenwijdig). In ’t andere geval is het gelijkvormigheidspunt het snijpunt van alle lijnen, die de uiteinden verbinden van evenwijdige en tegengesteld gerichte stralen O1 A1 en 02 A2‘ (het inwendig gelijkvormigheidspunt); homologe punten zijn hier de uiteinden van evenwijdige en tegengesteld gerichte stralen; homologe koorden verbinden ook hier homologe puntenparen (ook hier zijn twee homologe koorden evenwijdig. — Zie verder bij PERSPECTIEF.

< >