Hohenstaufen - naam van een vorstengeslacht, dat genoemd is naar den burcht Hohenstaufen en waartoe verschillende Duitsche keizers behoorden. Als stamvader kan beschouwd worden Frederik van Büru, die in 1079 door keizer Hendrik IV met ’t hertogdom Zwaben beleend werd en met diens dochter Agnes huwde. Na den dood van Hendrik V (1125) had Frederik van Zwaben, zoon van Frederik en Agnes, als erfgenaam van Hendrik, recht op de opvolging, waartoe zijn aanzien, dat gestegen was, doordat zijn jongere broer, Koenraad, hertog was geworden van Oost-Frankenland (1115) hem ook geschikt maakt. De kerkelijke oppositie, geleid door den aartsb. van Mainz, bewerkt echter de verkiezing van Lotharius van Saksen, die met Frederik van Zwaben in strijd geraakt over de erfenis van Hendrik V, waarbij hij den steun wist te verkrijgen van Hendrik van Beieren uit ’t geslacht der Welfen (1127) (zie STAUFEN en WELFEN).
Eerst in 1135 werd deze strijd door bemiddeling van den paus bijgelegd. Na den dood van Lotharius (1138) kozen de vorsten niet diens erfgenaam Hendrik van Beieren maar Koenraad van Oost-Frankenland, daar men de macht van Hendrik van Beieren, die ook nog Saksen kreeg, vreesde. Met Koenraad begint de regeering van ’t geslacht der Hohenstaufen, tot welk huis behoorden Koenraad III (1138-1152), Frederik I Barbarossa (1152-1190), Hendrik VI (1190-1198), Philips van Zwaben (1198-1208) en Frederik II (1214-1250). De vorsten uit dit geslacht waren er niet op uit om ’t centraal gezag te versterken; zij stelden zich tevreden met de macht van groote leenmannen te verzwakken en de groote leenen te versnipperen in kleinere. Zoo wordt ’t gebied van Hendrik den Leeuw van Saksen en Beieren na diens val verdeeld in verschillende vorstendommen (1180). De vorsten zelf slaagden er ten slotte in hun landschappen te verwerven (Edict van Worms 1231). Naar buiten trachtten de H. hun macht te vergrooten. In Italië beproefden zij hun gezag te vestigen.
Wel gelukte het Frederik I niet de Lombardische steden geheel en al te onderwerpen, toch slaagde hij er in een verbond te sluiten met Milaan, waardoor Lombardije onder zijn machtssfeer kwam (1185). Door ’t huwelijk van zijn zoon Hendrik met Constantia, erfgename van Willem van Sicilië, kwam ook Zuid-Italië onder ’t gezag van de Hohenstaufen, terwijl hun macht in midden-Italië werd gevestigd, doordat Philips van Zwaben hertog van Tusco was geworden. Hendrik IV wilde zijn opperheerschappij over de vorsten van West-Europa vestigen. Richard van Engeland had hem als leenheer moeten erkennen en door dezen trachtte hij ook Frankrijk onder zijn gezag te brengen. Noord-Afrika, Arragon en ’t Oost-Rom. rijk trok hij binnen den kring van zijn bemoeiïngen. De dood verhinderde hem zijn plannen ten uitvoer te brengen. Met zijn dood gaat de macht van H. achteruit. Frederik II kan zich met moeite staande houden tegen den paus en de tegenkoningen, die in ’t Duitsche rijk gekozen worden.
Wanneer Frederik II sterft is de macht der H. vernietigd. Zijn zoon Koenraad IV beproeft nog Zuid-Italië te redden, hetgeen hem evenmin als zijn halfbroer Manfred gelukte. In 1266 sneuvelde de laatste bij Beneventum tegen Karel van Anjou, waarop deze de heerschappij voor Napels en Sicilië in handen kreeg. Een poging van den zoon van Koenraad, Koenraad van Zwaben, om Zuid-Italië te heroveren, eindigde met diens nederlaag en dood in 1268. Hij was de laatste mann. afstammeling uit ’t geslacht der H. Een dochter van Frederik II, Margaretha, was gehuwd met Albrecht van Thüringen, en een dochter van Manfred, Constantia, was gehuwd met Peter van Arragon. De zoon van Albrecht Frederik beschouwde zich als den erfgenaam der H. in Duitschland, maar was te zwak en te arm om zich te laten gelden. Peter van Arragon, aangezet door een aanhanger van Manfred, Johan van Proeida, maakte zich in 1282 van Sicilië meester (zie SICILIAANSCHE VESPER), waarbij de Sicilianen wraak namen voor den dood van Koenraad. Het stamland der H. Zwaben viel uiteen in verschillende staatjes, waarvan Wurtenburg het voornaamste werd. — Litt.: zie ook op de afz. keizers en bij Duitschl.; Raumer, Geschichte der Hohenstaufen und ihrer Zeit, 6 Bnd.; F. W. Schirrmacher, Die letzten Hohenstaufen.