Hofmann - 1) August Wilhelm von, geb. 1818 te Giessen, overl. 1892 te Berlijn, Duitsch chemicus. Na eenigen tijd als privaatdocent aan de Universiteit te Bonn te hebben gedoceerd, ging hij op verzoek van den Prins-Regent Albert naar Londen als Professor van het College of Chemistry. Later werd hij aldaar ook muntmeester. Nadat hij in ’t jaar 1864 teruggegaan was naar Bonn, werd hij (1865) hoogleeraar te Berlijn, waar hij tot zijn dood bleef.
Zijn groote verdienste ligt niet slechts daar, waar hij als onderzoeker op den voorgrond trad, maar ook waar hij zijn talenten als organisator en schrijver in dienst der chemie heeft gesteld. Enorm is zijn invloed geweest op de ontwikkeling van de industrie der teerkleurstoffen, die voor een groot deel aan zijn onderzoekingen op dit gebied is te danken. Talrijk zijn de biographieën van natuuronderzoekers, die van zijn hand zijn verschenen, terwijl zijn schitterende gaven als docent door een ieder werden geroemd.
2) Johan Wilhelm, Nederl. psychiater, geb. 1848 te Amsterdam; werd geneesheer aan het krankzinnigengesticht te Delft en in 1882 2e geneesheer aan het krankzinnigengesticht te Buitenzorg, in den tijd dat besloten was om in Nederl.-Indië de krankzinnigenverpleging in te richten op modernen voet. Hij nam aan die reorganisatie een werkzaam, aandeel en na aan verschill. inrichtingen verbonden te zijn geweest (o. a. aan de hulpgestichten te Semarang en Soerabaja als directeur), werd hij directeur van het gesticht te Buitenzorg, na vooraf in de gelegenheid te zijn gesteld om de voornaamste psychiatrische inrichtingen in andere tropische gewesten te bezoeken. Onder H.’s leiding werd het Buitenzorgsche gesticht een modelinrichting voor het krankzinnigenwezen in de tropen. Hij legde in 1906 zijn post neer en overleed 1907 te Ginneken.
3) Ludwig von, geb. 1861 te Darmstadt. Duitsch schilder uit de Weimarsche school. Hij studeerde aanvankelijk te Dresden, later te Karlsruhe en Parijs. Hij onderscheidde zich spoedig door een buitengewone zelfstandigheid en eigen smaak voor het fantastisch gestiliseerde landschap, dat hij stoffeerde met naakte menschengestalten, die slechts dienden ter verhooging van de ideale stemming en van het fantasievolle koloriet. In zijn naaktschildering inspireert H. zich geheel op de klassieken, maar maakt zijn figuren in tegenstelling met het klassieke ideaal niet gestileerd maar zeer eenvoudig naturalistisch. In den aanvang ondervond zijn werk groote tegenkanting en verontwaardiging om de onpreciese manier van schilderen en observeeren, doch later heeft men zijn werk beter begrepen en vond zijn zonnige opvatting van de natuur, waarin hij zijn gestalten als decoratieve kleuren wist in te werken veel meer instemming, niettegenstaande zijn felle kleurenliefde zich in zijn later werk nog veel sterker ontwikkelde. In 1903 werd hij leeraar aan de Academie te Weimar. Litt.: Fischel, Ludwig von Hofmann, Bielefeld 1903.
4) von Hofmannswaldau (Christian), Duitsch schrijver, 1617-79, berucht wegens zijn onzedelijke Gelegenheidsgedichte, Sinnreiche Heldenbriefe en andere lyr. en epische poëzie, waarin voorgewende hartstocht en geraffineerde zinnelijkheid in zeer vloeiende verzen en een gezwollen, met gemaakte beeldspraak overladen taal uitgedrukt waren. Deze „galante” poëzie, eerst na ’s schrijvers dood uitgegeven, werd langen tijd zeer bewonderd.