Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hittieten

betekenis & definitie

Hittieten - naam van een Voor-Aziatisch volk, dat vooral van 1500-1200 v. Chr. een machtig rijk vormde (hoofdstad Chattoe bij het tegenwoordige Boghazkeui, in midden Klein-Azië; 40° NB., ruim 32° OL.), maar ook vóór en na dien tijd veel invloed had. De H. waren geen Semieten, ook niet Indogermanen. Hun opschriften in Klein-Azië en N. Syrië, een soort niet-Egyptische hiërogliefen, zijn nog steeds niet ontcijferd (zie HAMATH; MITANNI). — In den Bijbel heeten zij Chittiem, hieruit is de heros eponymus Heth afgeleid; de Assyr. teksten noemen hen Chattoe, de Egypt. teksten „Cheta” (lees ook Chattoe). Reeds ± 1925 voor Chr. treden de Chattoe op: de H.-invasie in Babylonië maakte een eind aan de „eerste Babyl. dynastie”.

Waarschijnlijk kwamen de H. toen van den kant van O. Klein-Azië. Zie CHANA en ASSUR. (Thoetmes III (1500) van Egypte vermeldt de H. als een rijk in Kl.-Azië; maar uit de schrijfwijze van den naam H. blijkt, dat de Egyptenaren dien naam al tijdens de 12de dynastie (2000) gekend hebben.) In de 18e eeuw drongen zij op tegen Mesopotamië en tegen N. Syrië. Over hun strijd tegen Mesopotamië, zie MITANNI. In Syrië stootten de H. op de Egyptische machtsfeer; de El-Amarna-brieven (1400) illustreeren duidelijk hun voortdringen in Z. richting; losse groepjes H. zijn tot in Z. Kanaän gekomen (vgl. Gen. 23). Sethos (Seti) I, maar vooral zijn zoon Ramses II (1292-1225) bestreed hen krachtig; zie KADES en EGYPTE.

Geschiedenis, ook voor ’t beroemde verdrag (1272) met Chattoe-sjil (waarsch.: „de god Chattoe is koning”). Onder dezen koning was het hoogtepunt van de macht der H. bereikt; hun kultuur ging reeds achteruit; ± 1200 werd door de „Indogermaansche invasie” van uit Z.-Europa plotseling een einde gemaakt aan het rijk van de H. (zie ZEEVOLKEN). Het opkomende Assyrische rijk nam de macht en invloed over, die de H. bezeten hadden; in N. Syrië bleven tot in de 8e eeuw verscheidene kleine H. staatjes bestaan, b.v. Gargamis. (Een herinnering aan den politieken toestand van den El-Amarnatijd is te vinden in de uitdrukking „de koningen der H. en de koningen der Egyptenaren” (2 Kon. 7, 6): de twee groote mogendheden die elkaar het bezit van Syrië betwistten.) — De H. behoorden bij een grootere volkengroep: de zgn. Klein-Aziatische volken. De Boghazkeui-documenten (zie WINCKLER H.) zijn in spijkerschrift geschreven, gedeeltelijk in ’t Babylonisch, gedeeltelijk in ’t Hittietisch en ’t Mitanni; deze talen worden thans ontcijferd; zij bevatten Indogermaansche elementen; ook Vedische godennamen komen er voor en Sanskrit-telwoorden (trouwens in de El-Amarna-brieven waren reeds sinds lang Sansk. namen ontdekt van personen in Z. Kanaän!) Zie verder KLEIN-AZIATISCHE VOLKEN en MITANNI; Der Alte Oriënt, 1902; Garstang.

The Land of the Hittites, 1910; Ed. Meyer, Reich und Kultur der Chetiter, 1914; Hogarth in de Enc. Brit.; Böhl, Bijb. Woordenb., O. T. 1919.

< >