Heukelum (gerardus wilhelmus van) - kunstkenner, geb. 1834 te West-Pannerden, overl. 1910 op den „Zwanenburg” te Jutfaas, studeerde aan de seminaria te Hageveld en Rijsenburg, werd in 1859 priester gewijd. Van H. werd 1859 benoemd tot kapelaan aan de kathedraal te Utrecht, 1873 tot pastoor te Jutfaas. Hij was de stichter en conservator van het Aartsbisschoppelijk museum te Utrecht (in 1868 aan de Nieuwe Gracht, sinds 1919 ondergebracht in het Stedelijk Centraal Museum), richtte in 1869 het St. Bernulphus-gilde op, in wiens Gildeboek (sinds 1873) hij verschillende artikelen schreef en waarvan hij tot zijn dood de Deken was.
Hij oefende grooten invloed uit op de bouw- en sierkunst der R.-K. Kerken, bewoog verschillende artistenin ’t buitenland, o.a. Mengelberg en Geuer, zich in Utrecht te vestigen. Onder zijn leiding werd de kathedraal te Utrecht gerestaureerd en de St. Nicolaaskerk te Jutfaas gebouwd (1875 voltooid). Van H. was eerekamerheer van Z. H. Paus Pius IX, kanunnik van het Metropolitaan Kapittel, ridder in de Orde v. d. Nederlandschen Leeuw.
Hij schreef o. a.: Maria-legenden (Utrecht, v. Rossum 1863); Van Sunte Cristoffelsbeelden (Utrecht, van Rossum 1865) ; De St. Nicolaaskerk te Jutfaas (Utrecht, St. Gregorius-huis 1906). Zie Schaepman’s Voorrede op Verzamelde Gedichten (Utrecht, van Rossum 1899).