Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hessen-Darmstadt

betekenis & definitie

Hessen-Darmstadt - naam van ’t vorstendom, dat ontstaan is uit ’t landgr. Hessen na den dood van Philips den Grootmoedige (1567), aan wiens zoon, George I, Katzenellenbogen met Darmstadt ten deel viel. Het landgr. werd uitgebreid in 1583, na den dood van den vorst van Hessen-Rheinfels, met Dietz en na dien van den vorst van Hessen-Marburg (1604) met Giezen, waar door Lodewijk V een universiteit werd opgericht. Ten gevolge van den overgang van Maurits I van H.-Kassei tot de Prot.

Kerk ontstond er een conflict tusschen Hessen-Darmstadt en Hessen-Kassel. In den 30-j. oorlog hield de landgraaf van H.-D. de zijde van den keizer en had ’t land veel van den strijd te lijden. Ook in de 17e en 18e eeuw werd het vorstendom belangrijk uitgebreid. Zoo viel door erfenis een groot deel van ’t gr. Hanau aan H.-D. Wat de buit. pol. betreft, steunde H.-D. den keizer, waardoor ’t land te lijden had van de Franschen in den Negenjarigen oorlog, den Oost. Successieoorlog en den Zevenj. landoorlog. In 1792 nam het land deel aan den eersten Coalitieoorlog (zie REVOLUTIEOORLOGEN); het verloor bij den vrede in 1801 zijn bezit aan den Linker-Rijnoever, maar kreeg daarvoor een belangrijke uitbreiding.

Van dit oogenblik af steunde H.-D. Frankrijk. Het vormde in 1806 een deel van den Rijksbond en werd toen verheven tot groothertogdom. Na de nederlaag van Napoleon bij Leipzig (1813) verliet Lodewijk I van H.-D. de zijde van Napoleon. Door de bepalingen van ’t Weener Congres moest H.-D. veel land afstaan aan Pruisen en Beieren, maar kreeg ’t Mainz met omgeving. Nadat in 1819 door woelingen de rust in ’t groothertogdom verstoord was, gaf de grooth. Lodewijk I in 1820 aan ’t land een constitutie, waarbij aan een volksvertegenwoordiging werd gegeven controle over de financiën, een deel der wetg. macht, terwijl verklaard werd, dat allen gelijk waren voor de wet. In 1833 begon de regeering in react. geest te handelen, waardoor de ontevredenheid in ’t landsch. toenam, welke tot een uitbarsting kwam in 1848, waardoor de regeering genoodzaakt werd tot concessies, welke echter na 1850 werden ingetrokken.

Terwijl ’t vorstendom in de eerste helft der 19e eeuw een tegenover Pruisen vriendschappelijke politiek had gevoerd en ’t zich in 1828 ook had aangesloten bij de Pruis, tolunie, veranderde dit na ’t optreden van min. Dalwigh in 1850. Deze koos de zijde van Oostenrijk in den oorlog van 1866. Binnen korten tijd werd ’t bezet door Pruisen, dat 't land met ’t oog op Rusland, welks czaar verwant was aan den grooth., niet annexeerde, ’t Werd evenwel genoodzaakt zich bij den N.-Duitschen Bond aan te sluiten en af te zien van een zelfstandige buit. politiek. In den FranschDuitschen oorlog nam H.-D. deel aan den strijd als bondgenoot van Pruisen. In 1872 kreeg de lib. partij de overhand, die nu verschillende hervormingen op ’t gebied van ’t onderwijs en de verhouding van Kerk en Staat invoerde, terwijl er verbeteringen werden aangebracht in de rechtsspraak en de financiën. In 1903 werd ’t kiesrecht hervormd. Tengevolge van de revolutie moest de grooth. in 1918 aftreden (zie WERELDOORLOG).

< >