Hermeneutiek - (Gr. de theorie van het vertolken, verklaren), vooral toegepast op den bijbel. De vraag was: hoe moeten de gewijde geschriften worden verklaard, al of niet als andere boeken? Men heeft te veel gelet op den auctor primarius, die de gewijde schrijvers bezielde en hen als auctores secundarii niet genoeg van elkander onderscheiden. Men behandelde den bijbel als een wetboek en de auteurs dreigden over het hoofd te worden gezien. De bijbelsche schrijvers schreven om verstaan te worden en maakten dus geen raadsels van hun geschriften door er een twee- of drievoudigen zin in te leggen.
De allegorie is veel te veel door vroegere exegeten beoefend gelijk ook een tropologische en anagogische verklaring. Het komt op de grammatikaal-juiste historische vertolking aan. We moeten leeren indenken wat de gewijde schrijvers dachten en wilden. Hoe we die taak hebben te vervullen, daarop luidt het antwoord : door de taal dier schrijvers goed te verstaan, hun begrippen, hun historie, die van hun tijd en omgeving. Naast de uitlegging, het ontwikkelen van den zin, heeft verklaren, het aanwenden van zijdelings licht waarde. De kroon op de exegese is de vertaling, die getrouw en duidelijk moet zijn, welke twee eischen wel eens met elkander in konflikt komen.
Vgl. A. v. Veldhuizen, Een nieuwe bijbelvertaling, 1912. Een tijd lang is de h. zeer in de mode geweest, thans treedt ze op den achtergrond, omdat haar eischen meer algemeen ingang hebben gevonden. In R. K. kringen blijven er nog verschijnen. De laatste Prot. in Nederland waren: J. I. Doedes, H., 18611, 18783; T. Dalhuysen, Beknopte h., 1900 ; in Amerika: L. Berkhof. Voor het O. T. verscheen voor kort in Duitschland: E. König, H. des A. T., 1916.