Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hengstenkeuring

betekenis & definitie

Hengstenkeuring - Volgens de in Nederland geldende wet ter bevordering der paardenfokkerij, in 1901 ingevoerd, mogen hengsten alleen dekken, als zij voor de provincie, waar de dekking plaats heeft, goedgekeurd zijn door de algemeene keuringscommissie. Zelfs mag op het erf, waar een goedgekeurde hengst tegen betaling ter dekking staat, geen afgekeurde of niet-gekeurde hengst gehouden worden. Alleen mag een niet-gekeurde of afgekeurde hengst de merriën dekken van denzelfden eigenaar als hij ze meer dan 10 dagen in bezit heeft. — De algem. keuringscommissie bestaat uit 4 vaste en twee voor iedere provincie wisselende leden. De vaste leden, waarvan er drie geëxamineerde veeartsen moeten zijn, worden door de Koningin benoemd, de twee provinciale leden door de provinciale regelingscommissiën.

De algemeene keuringscommissie wordt verdeeld in 2 subcommissiën; subcommissie A bestaande uit drie veeartsen, subcommissie B uit de drie overige leden. De hoofdkeuringen hebben plaats in het najaar. Daarnaast hebben voorjaarskeuringen plaats, waar gekeurd worden de na de najaarskeuring uit het buitenland ingevoerde hengsten en' de hengsten, die door ziekte of wegens andere reden in het najaar niet gekeurd werden. De keuringen hebben plaats op een of meer plaatsen in elke provincie, met goede gelegenheid voor onderzoek (manege). De keuringen en alle ermede verband houdende werkzaamheden worden geregeld door de provinciale regelingscommissie. — De fokker, die een hengst ter dekking wil stellen, moet als de oproeping voor de najaarskeuring gepubliceerd is, aangifte doen van zijn hengst bij den secretaris van de regelingscommissie in zijn provincie, met opgave van naam, signalement en afstamming van den hengst. Op den opgegeven dag moet hij met zijn hengst op de keuringsplaats zijn. Het dier wordt daar eerst gekeurd door de subcommissie B, die onderzoekt of dé hengst, wat bouw, stand en gang betreft, het ras in aanmerking genomen, als fokdier geschikt is. De commissie blijft buiten beoordeeling van de fokrichting.

Tot nu toe wordt ook geen rekening gehouden met afstamming, nakomelingen, verrichtingen, karaktereigenschappen, zoodat terecht deze keuring niet voldoende wordt geacht. Wordt de hengst door subcommissie B afgekeurd, dan is daarmede de hengst van de fokkerij uitgesloten. Keurt deze subcommissie den hengst goed, dan volgt een keuring door subcommissie A op stille kolder en gebreken van do oogen, de ademhalingswerktuigen en geslachtsdeelen. Vooral wegens cornage of piependen damp worden nog al eens hengsten afgekeurd. Voor hengsten van jaar en ouder evenwel, die bij de keuringen van het voorafgaande jaar hier te lande waren goedgekeurd, levert het bestaan van cornage geen reden op voor afkeuring. Deze bepaling is ingevoerd, omdat men meent, dat cornage, op dien leeftijd optredende, niet samenhangt met erfelijken aanleg. — De uitspraken der alg. keuringscomm. zijn onherroepelijk. Alleen in geval van afkeuring wegens cornage, kan de eigenaar herkeuring aanvragen, welke dan geschiedt aan ’s Rijks veeartsenijschool door de clinische leeraren.

Bij de goedgekeurde hengsten wordt een goedkeuringsmerk op den hoef ingebrand. De namen der afgekeurde hengsten worden met de namen van de eigenaren gepubliceerd, waarbij het gebrek of de gebreken worden aangegeven, die tot de afkeuring aanleiding gaven. De eigenaar of houder van een hengst, die niet goedgekeurd is en dezen laat dekken, wordt gestraft met f 100 boete, de eigenaar van de merrie met f 60. Wie openlijk een niet goedgekeurden hengst ter dekking aanbeveelt, krijgt een boete van ƒ 50. In sommige provinciën wordt de wet op de paardenfokkerij dikwijls overtreden en hebben een aantal clandestiene dekkingen plaats. In de in 1919 in werking getreden Paardenwet is de keuring in zoover gewijzigd, dat de commissie van veeartsen alleen advies geeft en wel betreffende alle erfelijke gebreken, dat de in stamboeken ingeschreven hengsten gekeurd kunnen worden door commissies, door de stamboeken zelf gekozen, dat bij de keuringen, behalve op exterieur, stand en gang, ook gelet kan worden op karaktergebreken, afstamming, overervingsvermogen, dat op de uitspraak der keuringscommissiën hooger beroep is en dat de boeten belangrijk zijn verhoogd.

< >