Helleborus - plantengeslacht van de fam. der Ranunculaceae, overblijvende planten met lederachtige of glanzend groene, handvormige bladeren en bloemen met groene, roodachtige of witte kelkblaadjes en kortere buisvormige honigblaadjes; van de ongeveer 15 soorten, die in Middel-Europa en het Middellandsche zeegebied inheemsch zijn, is H. niger, de Kerstroos, het best bekend (zie plaat Giftige planten II, fig. 3). Behalve als sierplant, zoowel voor den tuin als voor vervroegde potcultuur, verdient zij vermelding, omdat zij twee vergiftige glukosiden bevat, die echter thans niet meer in de geneeskunde worden toegepast. Van de overige soorten, die, in tegenstelling met de reeds ’s winters bloeiende H. niger, meerendeels in de vroege lente bloeien, zijn vooral de tuinvormen van H. orientalis, uit den Kaukasus, als sierplanten bekend.
De kleuren wisselen af van purperrose tot wit, met allerlei overgangen en spikkels van donkerder tint. Inheemsch zijn H. viridis (plaat Giftige planten II, fig. 2) en II. foetidus, beide waarschijnlijk verwilderd.