Heilsfeiten - In theologisch opzicht is de vraag van belang, of het godsdienstig leven genoeg heeft aan de verschijnselen van het bewustzijn en hunne betrekking tot God (de ziel-God), dan wel of het gebonden is aan bepaalde gebeurtenissen, b.v. zooals die den inhoud van den bijbel vormen. Vooral in Duitschland strijd tusschen de z.g. theologie der feiten (Tatsachen) en die des bewustzijns. Men onderscheide drieërlei:
1) de feiten op zich zelf, die moeten worden voor waar gehouden;
2) de feiten als symbolische voorstelling van een geestelijke werkelijkheid:
3) de feiten als uitdrukking, waardoor die werkelijkheid openbaar en genaakbaar wordt.
1) is de opvatting van het gezagsgeloof zonder meer, het oppervlakkige historicisme;
2) die van de gnostiek, het onhistorische symbolisme;
3) die van het kerkelijke geloof, dat de feiten verbindt tot een groot geheel van goddelijke leidingen die de openbaring van God, bepaaldelijk tot verlossing van de menschheid en den enkele, uitdrukken. Men spreekt dan van heilsfeiten of heils-geschiedenis. Prof. J. H. Gunning gaf de voorkeur aan het woord daad, als de levende, duurzame werkzaamheid van God, waarvan het feit slechts de neerslag is. Prof. M. Kahler sprak van de heils-feiten als suprahistorisch. — Deze onderscheidingen zijn niet nieuw. Vgl. in de oud-christelijke kerk den strijd over den Zoon van God als idee of als werkelijk mensch geworden, tusschen de kerk en de gnosis, later tusschen Augustinus en het neo-platonisme. Ook de opvatting der wonderen als buitengewone gebeurtenissen, die men aanvaardt als teekenen van Gods liefde, gerechtigheid enz.— In verband met de theorie van Hegel en Bolland worden de heils-feiten soms voor inkleeding gehouden, ook door theologen als Dr. v. d. Bergh van Eysinga, waarbij intusschen de gemeente wordt geacht ze nog niet als historie te kunnen missen, en, paedagogisch, in haar feiten-geloof gelaten, Ook de historische kritiek en de godsdienstgeschiedenis hebben de heils-feiten als geloofsgrond onzeker gemaakt.
Tegenwoordig wordt echter de waarde van den persoon, als onherleidbaar, scheppend gegeven en daarmede de complexen van feiten en de geschiedenis opnieuw gewaardeerd. In Duitschland, o. a. Rickert. Ten onzent tracht Dr. A. H. de Hartog feit en idee te verbinden.— Op ondubbelzinnige wijze heeft de kerk, evenals de bijbel, altijd feit en idee als onlosmakelijk verbonden en bepaaldelijk in het centrale feit van den persoon van Jezus Christus als de mensch-wording van Gods Zoon of den Logos, de idee, haar steunpunt gevonden. H. M. van Nes, Supra-historisch (inaug. rede) 1907; Dr. A. H. de Hartog, De heilsfeiten, 1907; H. Visscher, Feit of fictie (Levensvragen II, 8) 1908; K. Rickert, Kulturwissenschaft und Naturwissenschaft, 1910.