Heilbot - (Hippoglossus vulgaris), visch uit de familie der Platvisschen (Pleuronectidae). Lichaam voor een platvisch langgestrekt, ongeveer 3 maal zoo lang als hoog, zijdelings sterk afgeplat met asymmetrischen kop en beide oogen op de rechterzijde, rugvin met 100—110, anaalvin met 70—85 stralen, aan de oogenzijde geel- of grijsachtig bruin, aan de blinde zijde wit. In tegenstelling met dien der meeste andere platvisschen, die een afgeronden staart hebben, is de staart van den heilbot flauw ingebogen of gevorkt.
De heilbot, die een lengte van 2 tot 3 M. kan bereiken, is onze grootste platvisch, komt voornamelijk in het Noordelijk deel der Noordzee voor en werd eertijds vooral op de Jutsche kust door Nederlandsche visschers met de beug gevangen. Het vleesch is goed van smaak en herinnert eenigszins aan dat van den tarbot.