Heidenzending - Hiervan spreken we alleen in den eersten Christentijd, als de zending onder de Joden, waarmee in Palestina begonnen werd, door die onder de heidenen gevolgd wordt. Zoodra de h. algemeen is, wordt zij de zending bij uitnemendheid en wordt dan alleen niet aan haar gedacht als van inwendige zending of van die onder Joden of Mohammedanen sprake is. Uit den aard der zaak brengt Jezus’ optreden hem in Palestina zoo weinig met heidenen in aanraking, dat men de vraag heeft kunnen doen: heeft Jezus de h. gewild? Ze moet met ja worden beantwoord, vgl. A. v. Veldhuizen, Nieuwe Theol.
Studiën, 1 (1918)), bl. 33 v.v. Na Jezus’ heengaan kwam, vooral toen men door vervolgingen buiten Palestina zich verspreidde, het voor en tegen der h. aan de orde. Petrus werd er het eerst principiëel toe gebracht door bijzondere leidingen, een heidensche woning te betreden met dit doel, Hand. 10—11. Dit was een heel ding voor een Jood. Later was hij minder konsekwent, Gal. 2 : 11 v. Dit was in den tijd, toen Cyrenaïsche en Cyprische mannen h. te Antiochië tot stand hadden gebracht. Vgl. CHRISTENDOM (oudste). De moeilijkheid werd op het Apostel-convent onder de oogen gezien. De ziel van de h. werd en bleef Paulus, die ten slotte volkomen gezegevierd heeft tegenover het Judasïsme.