Hectograaf - (Gr., honderdschrijver), een toestel voor het vermenigvuldigen van geschreven stukken; de h. bestaat meestal uit een laag of plaat eener veerkrachtige massa uit lijm en glycerine. Beschrijft men een stuk papier met een geschikten inkt, dan zal, wanneer men dit stuk papier met den beschreven kant op de lijmplaat drukt, een groot gedeelte van den taaien inkt door de kleverige massa worden vastgehouden; legt men vervolgens op de lijmplaat een stuk onbeschreven papier, dat men aandrukt zonder het te verschuiven, dan verkrijgt men een scherpen afdruk van het geschrevene. Naar gelang van de goede kwaliteit der specie en van den inkt kan men op deze wijze 60 tot 100 afdrukken verkrijgen. Een bruikbare hectograafmassa verkrijgt men door 100 deelen lijm samen te smelten met 400 deelen glycerine en 200 deelen water.
Het op deze massa gebrachte schrift laat zich beter verwijderen, wanneer men er een indifferente stof aan toevoegt, b.v. zwavelzure baryt. Voor het schrijven gebruikt men een dikken inkt, meestal met veel glycerine, van groote intensiteit, d. w. z. hoog gehalte aan organische kleurstoffen (methylviolet, diamantfuchsine e.d.) De ouderwetsche h. bestonden uit een zinken bak, waarin de lijmmassa was uitgegoten. Ze moesten, bij vlug herhaald gebruik, telkens met warm water worden afgewasschen. Men geeft daarom tegenwoordig aan den h. liever den vorm van een lange, afwikkelbare papierstrook, die met een geschikte massa is bedekt. Ten einde deze te beschermen tegen aan elkaar kleven, is ze bestrooid met een dun laagje talk, dat vóór het eerste gebruik moet worden weggewasschen met lauw water en wat zout. Na eenige weken is de inkt in zulk een rol voldoende in de diepte getrokken, om zonder afwasschen opnieuw gebruikt te kunnen worden. Daar alle aniline-kleurstoffen spoedig verbleeken, heeft men reeds sinds lang getracht, h. te maken voor een meer duurzamen inkt, voorloopig zonder afdoend succes.