Hat-sjepsoet - beroemde koningin van Egypte, dochter van Thoetmes* I (16e—16e eeuw v. Chr.). H.’s halve broeder, Thoetmes III, met wien zij gehuwd was, had alleen krachtens dat huwelijk recht op den troon. Toen Th. III zich, na hardnekkigen troonstrijd, had meester gemaakt van de heerschappij, gaf hij aan H. slechts den titel van „eerste gemalin des konings” zónder aandeel aan de regeering. H.’s aanhangers wisten echter den koning te dwingen, zijn vrouw als mede-regentes te erkennen; zelfs werd hij een tijd lang geheel op den achtergrond gedrongen.
Zoodoende voerde H. feitelijk zelfstandig het bestuur over het reusachtige Egypt. rijk (dat zich toen uitstrekte van de boven-katarakten van den Nijl tot aan den Eufraat). H. is de eerste groote, energieke vrouw, op wie ’t licht der geschiedenis valt. Zij herstelde haar land van de rampen uit den Hyksostijd en den bevrijdingsoorlog, en bracht ’t tot grooten bloei. Om de wettelijkheid van haar koningschap te „bewijzen”, ook tegenover degenen die bezwaar tegen een vrouw op den troon hadden, liet zij (in haar tempel ten W. v. Thebe) afbeelden, hoe zij het eigen kind van den zonnegod was, die haar, reeds vóór haar geboorte, voor den troon bestemde ; en hoe Thoetmes I haar tot zijn opvolgster benoemde (zie verder DER-EL-BAHRI). Beroemd zijn voorts 2 prachtige, bijna 30 M. hooge obelisken, de hoogste, die tot op dien tijd in Egypte waren vervaardigd; zij waren ieder uit één reusachtig steenblok gehouwen en wegen ieder 350 ton.
H. liet ze op een zeer ongewone plek aanbrengen, nl. in de zuilenhal van Thoetmes I (in den tempel te Karnak), waar ze door ’t dak heenstaken. Na H.’s dood (^ 1480 v. Chr.), liet Th. III een muur om beide obelisken optrekken en H.’s naam zooveel mogelijk uitbeitelen op haar talrijke monumenten in geheel Egypte. Th. III had nu de lang begeerde vrijheid van handelen herkregen en kon zich aan de Aziatische oorlogen gaan wijden. Zie verder THOETMES.