Hart (bouwk.) - Het midden of de as van een werk of onderdeel noemt men wel het h. De lijn, die dit h. op de teekening aangeeft, is de h.lijn of aslijn. De afstand van vele onderdeelen wordt in de bouwkunde opgegeven h. op h., d. w. z. van het midden van het eene tot het midden van het daarnaastliggende onderdeel. B.v. de balken van een huis legt men 60 a 70 c.M. h. op h. Het h. van een boom is de mergpijp door het midden van den stam. Hout voor kozijnen en dergelijke timmerwerken moet, ter voorkoming van scheuren en trekken, buiten het h. gezaagd zijn.
Hiervoor is noodig, dat uit het midden van den boom een of twee planken worden gezaagd, waarin zich het h. bevindt. Deze planken noemt men de h.deelen, het overblijvende van den stam is dan buiten het h. gezaagd. Door het h. gezaagd noemt men balken of platen, waarvan een zijde juist door het h. gezaagd werd; het bevindt zich dan beurtelings in een der beide stukken hout, die aan de h.snede grenzen. De h.zijde van planken en ander hout noemt men den kant naar het h. gekeerd. Ze is aan den vorm der jaarringen te kennen. Vloeren legt men steeds met de h.zijde naar boven. Hout, althans het inlandsche hout, heeft steeds neiging te scheuren in de richting van het h., vandaar den naam h.scheuren.