Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hangbuik

betekenis & definitie

Hangbuik - 1) bij den mensch. Het zakvormig afhangen van den buikwand; dit ontstaat gewoonlijk na sterke uitzetting van den buikwand door zwangerschap, vetzucht, gezwellen, buikwaterzucht en dergelijke. De h. gaat dikwijls gepaard met pijn in het afhangend gedeelte van den buikwand, moeilijke urineloozing, stoelverstopping ingevolge gebrekkige perswerking van den buik op het darmstelsel, moeilijk loopen. Het ontstaan van een h. na zwangerschap wordt voorkomen door tijdens den duur van het kraambed een sluitlaken te dragen.

Zie BUIKBAND, ENTEROPTOSE. — 2) bij dieren. Bij oudere merriën en koeien vooral, heeft dikwijls een doorzakken van den buikwand plaats. Dit kan vooreerst het geval zijn bij dieren, die een groot deel van hun leven slecht gevoed zijn, of liever, die in den regel volumineus voedsel kregen, zoodat zij het digestiekanaal steeds sterk moesten vullen om voldoende voedende bestanddeelen te krijgen. Door deze geregelde sterke uitzetting van den buik en de sterke belasting van den buikwand krijgt men dan een z.g. hooi- of stroobuik. De eigenlijke hangbuik komt meer voor bij vrouwelijke dieren, die dikwijls gebaard hebben.

Daardoor is ook een verslapping van den buikwand ingetreden en daardoor een zakken van de daarop rustende ingewanden. De verslapping van de rechte buikspier, die mede dient tot spanning van de wervelzuil, heeft een inzakking van den rug ten gevolge waardoor de buik weer verder kan doorzakken. Een h. is leelijk en bemoeilijkt tevens het vrije gebruik van de achterbeenen. Bij luxepaarden en paarden voor snelle gangen is daarom de h. zeer ongewenscht.

< >