Handgranaat - springprojectiel, dat met de hand geworpen kan worden. De h. kwam spoedig na de uitvinding van het buskruit in gebruik (grenadiers). Tot ongeveer 1890 bestonden hier te lande nog h. van eenvoudigen vorm: ronde ijzeren projectielen, gevuld met buskruit en voorzien van een houten wrijvingsbuis; deze buis had een trekker met oog dat bij het werpen werd bevestigd aan een aftrektouw, dat met een riem aan den pols van den werper was vastgegespt. Bij den worp werd de trekker uit de buis getrokken en de sas van deze ontstoken: eenigen tijd hierna sprong het projectiel.
De h. zijn tijdelijk in onbruik geraakt. De verwoede gevechten van man tegen man bij den strijd om Port-Arthur en verdere gevechten in den Russ.-Jap. oorlog deden ze weer in gebruik komen, aanvankelijk in eenvoudige vormen: met springstof gevulde levensmiddelenbussen, enz. (Zie SPRINGBUS.) Sedert zijn door tal van fabrieken vernuftig ingerichte h. in den handel gebracht. Men onderscheidt thans schokh. en tijdh. Bij eerstgenoemde wordt de springlading ontstoken tengevolge van den schok door het treffen van den grond of een weerstandbiedend doel; bij laatstgenoemde wordt onmiddellijk bij of eenigen tijd, nadat de h. de hand van den werper heeft verlaten, een saskolom ontstoken, die geleidelijk opbrandt en na een bepaalden tijd de eigenlijke springlading ontsteekt. De tijdh. kan dus boven den grond springen, als de brandtijd kort is, of op den grond liggend, als die tijd lang is; de brandtijd wisselt af van ongeveer 1 sec. tot ongeveer 6 sec.
Men spreekt van offensieve en defensieve h. Eerstgenoemde zijn in den regel licht en berusten hoofdzakelijk op plaatselijke werking der springstof temidden van de tegenstanders, zoodat de werper en zijn omgeving geen terugvliegende scherven van eigen h. te vreezen hebben. Def. h. kunnen alleen door gedekt staande manschappen worden geworpen, daar gevaar voor terugvliegende scherven bestaat. In den Wereldoorlog van 1914-19 heeft de h. een uiterst gewichtige rol gespeeld, voornamelijk in den zoogen. loopgravenoorlog.
Twee vormen van h. zijn in den oorlog sterk op den voorgrond getreden: de steelh. en de eier- of citroenvormige h. (Eiergranate, obuscitron, enz.). beide tijdh. De steelh. wordt vóór het wegwerpen ontstoken, door te trekken aan het steentje, dat onder uit den steel vrijkomt, wanneer de schroefdop wordt afgeschroefd; ongeveer 6 sec. daarna slaat de vuurstraal van het ontstekingspijpje, dat in den steel is aangebracht, in de springlading der eigenlijke granaat. De scherfwerking is vrij krachtig, doch hoofdzaak schijnt de plaatselijke werking van de detoneerende springlading te zijn. Voor de ontsteking van de eierh. heeft de man aan zijn uitrusting een klein stalen schild met haak; vóór het wegwerpen van de h. slaat hij het oog van den trekker om den haak, trekt af en werpt de h. weg. De uitwerking van deze eierh. is niet groot; het voordeel is blijkbaar, dat men er veel kan medevoeren en ze ver kan werpen. In het algemeen rekent men voor h. de worpsverheden op 20-40 M. — De schokh., welke in figuur is afgebeeld, is voorzien van een staart van hennep, die hoofdzakelijk dient om het projectiel gedurende zijn vlucht te geleiden.
Vóór het wegwerpen moet de veiligheidspin uit de schokbuis worden getrokken. Over het algemeen is men op grond van de ervaring meer voor tijdh. dan voor schokh. Ook hier te lande gaat men geleidelijk tot invoering van tijdh. over. Zie Technisch Tijdschrift, Afl. December 1916.
In het laatste gedeelte van den oorlog zijn, voornamelijk aan Fransche zijde brandhandgranaten in gebruik gekomen, die een zóó groote hitte moeten hebben ontwikkeld 3000° C.), dat men er niet alleen gedekte onderkomens mede in brand kon steken, doch ook geschut onbruikbaar kon maken. — In de 8ste en 9de eeuw zijn in het Byzantijnsche Rijk h. in gebruik geweest, die weliswaar niet met springstof waren gevuld, doch met het zoogenaamde Grieksche vuur, dat toen ongeveer 150 jaar bekend moet zijn geweest.