Handelingen der apostelen (apokryphe) - ontstonden in den loop der 2e eeuw, vooral in gnostieke kringen, en kregen de namen: acta, actus, itineraria, itera, miracula, virtutes en Grieksche titels, besloten door martyria. Men vindt ze alle vertaald bij E. Hennecke, Neutestamentliche Apokryphen, 1904, S. 346 ff. Het streven is om kettersche leeringen met apostolisch gezag te bekleeden. Natuurlijk liggen er dikwijls ook weer juiste gegevens aan ten grondslag.
Uitgaven o. a. Acta apostolorum apocrypha ed. Lipsius et Bonnet, 2 vol., 1891-98; B. Pick, The apocryphal acts of Paul, Peter, John, Andrew and Thomas, 1909. De voornaamste zijn Acta Petri et Pauli, A. Pauli et Theclae, A. Johannis, A. Andreae, A. Thomae. Vgl. C. F. M. Deeleman in Theol. Studiën 26 (1908), 1 v.; 273 v.; Geloof en Vrijheid 44 (1910), 193 v.; 46 (1912), 22 v.; 541 v.; 47 (1913), 6; Nieuw Ev. Tijdschr. 3 (1918), 227 v. Van veel jonger datum zijn de H. van Philippus, Mattheus, Barnabas en Bartholomeus.