Hagen (Joris van der) (ook Verhaege en Verhagen geschreven), geb. ± 1620, begraven in Den Haag 23 Mei 1669. Landschapschilder.
Over zijn leven is bekend, dat hij sedert 1640 in Den Haag woonde, 30 Jan. 1643 in het Gilde trad en 1642 huwde met Magdalena Tymans, die hem acht kinderen schonk (1644—1657). 1652 was hij in het bestuur van het gilde ; 1656 een der medeoprichters van de Camera Pictura. In 1660 wordt Jan Jansz Smidt als zijn leerling genoemd. Zijn studies maakte hij in de buurt van Cleef en Nijmegen terwijl hij in 1650 en 1657 in Amsterdam gewerkt schijnt te hebben. Zijn landschappen werden gewoonlijk door anderen gestoffeerd, zoo door Adriaen van de Velde, Nic. Berchem, Saftleven; een enkele maal schilderde Wijntrack er vogels of eenden in. Houbrakcn prijst zijn teekeningen, waaronder penteekeningen, op wit en blauw papier ; de meeste zijn gesigneerd en gedateerd, 1660— 1662.
Schilderijen van zijn hand bevinden zich o. a. te Amsterdam, Berlijn, Den Haag, Karlsruhe Parijs, Petersburg, Rotterdam, Schleiszheim en Utrecht. Teekeningen te Haarlem, Parijs en Weenen. Voor de bronnen zie Wurzbach, Nied. Künstlerlexikon I, 633. Bij Nagler’s Monogrammisten staat hij verkeerdelijk als Jan van der Hagen.