Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Gunkel

betekenis & definitie

Gunkel - (Hermann), Prot, theoloog, vooral O.-Testamenticus, geb. 1862, priv. doe. te Göttingen (1888), te Halle (1889), extra-ordin. te Berlijn (1894), sinds 1907 gewoon hoogl. voor ’t O. Test. te Giessen. G. is, met W. Bousset* e. a., een onvermoeid strijder voor de „godsdiensthistorische” opvatting van Oud- en Nieuw Test. Ook legt hij grooten nadruk op de systematische beoefening van Israëls litteratuurgeschiedenis ; hij bevordert de bestudeering der verschillende stijlsoorten en wijst met talent op de esthetische zijde der Hebr. litteratuur.

Zijn meest invloedrijke werken zijn : Wirkungen des h. Geistes u. s. w., :1909 ; Schöpfung und Chaos 1895; Kommentar zu Genesis (in Nowacks Handkomm.), -1910, met een beroemde inleiding over Die Sagen des Genesis (ook afzonder! verschenen); 7.um religionsgesch. Verständnis des N. Test., 21910; Ausgewählte Psalmen, -1905; Die israel. Literatur, 1906 (in Kultur der Gegenw.).

< >