Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Groote protestantsche partij

betekenis & definitie

Groote protestantsche partij - De Aprilbeweging van 1853 leidde tot oprichting eener politieke partij, welke den naam kreeg van „Groote Protestantsche Partij”. Het begon met de oprichting der kiesvereeniging „Koning en Vaderland”, te Utrecht. De secretaris dier kiesvereeniging, Mr. F. H. C. Drieling, verspreidde duizenden circulaires, waarin de houding van Thorbecke in zake de Roomsche organisatie, zijn plannen betreffende armenzorg, en zijn ontkenning van het bestaan der Souvereiniteit van het Huis van Oranje scherp werden gelaakt, en waarin werd aangedrongen op eigen politieke organisatie.

Het gevolg was, dat binnen zeer korten tijd in vele plaatsen groote kiesvereenigingen werden gevormd, die zich bij de nieuwe partij aansloten. De partij deed dienst als een trait d’union tusschen de Antirevolutionnairen en de Conservatieven. Maar in het jaar 1857 liep het spaak door de schoolwet-v. d. Brugghen. Bij de algemeene beschouwingen over die wet constateerde Groen v. Prinsterer, „dat schier de geheele richting, die men gewoon is de G. P. P. te noemen, zich met dit ontwerp tamelijk tevreden getoond heeft”. De Antirevolutionnairen echter waren door het ontwerp bitter teleurgesteld en verbraken daarom hun verbond met de Conservatieven en met de G. P. P. Zeer spoedig daarna is deze laatste partij geheel verloopen.

Haar kiesvereenigingen zijn deels verdwenen, en deels naar de Conservatieve partij overgegaan. De poging om een Protestansche (of juister gezegd een Hervormde) partij te stichten, is later nog driemaal herhaald, doch telkens weder mislukt (zie NATIONALE P„ CHRIST. HIST. KIEZERBOND en NATIONALE BOND V. PROTEST. KIEZERS.

< >