Grondverhuur in ned.-lndië - naam waarmede in de 1ste plaats aangeduid wordt de verhuring van grond door Inl. aan niet-Inl. De daartoe strekkende ordonnantie, voorgeschreven door art. 5 lid 1 Agrar. Besluit, kwam voor Java en Madoera in 1871 tot stand; de vóórlaatste, welke nog voor tal van ondernemingen geldt, dateert van 1900. Voornaamste bedoeling was, eenerzijds de Europ. groote cultures, speciaal de suikercultuur, aan gronden te helpen, maar tevens de economisch-zwakke partij, de Inlanders, te beschermen tegen willekeur en uitbuiting.
De grondhuurovereenkomsten zijn niet rechtsgeldig vóór van het bestaan daarvan is gebleken bij akten, verleden ten overstaan van Europ. bestuursambtenaren, die daarbij niet alleen in eenigszins notarieele funktie optreden, maar tevens als bestuursambtenaar ter bescherming van den Inl. landbouwer, daar zij te onderzoeken hebben, of de Inl. verhuurder verkeert onder den invloed van „dwang, bedrog of dwaling”, en of de maximumduur der grondhuurtermijnen (voor verschillende bezitsvormen verschillend) niet is overschreden, enz. De ordonnantie geeft aan welke vier catagorieën van grond voor verhuur in aanmerking komen, stelt maximumtermijnen voor vooruitbetaling op de huursom, verbiedt bedingen tot voortzetting der huur, en tot aanplant en levering van produkten (behalve tabak), en bepaalt, dat door dezen verhuur niet meer dan naar schatting ⅓ van de bouwvelden eener desa aan de natte rijstkultuur onttrokken mogen worden. De ordonnantie is alleen van toepassing op Java en Madoera met uitzondering van de Vorstenlanden en de Particuliere Landerijen. Zie Ind. Staatsbl. 1900 No. 240, en Bijblad 5520, 6857 en 7690, en M. L. M. v. d. Linden, De grondverhuring door Inl. aan niet-Inl. op Java en Madoera, Rotterdam 1907. Een nieuwe ordonnantie is in werking getreden op 1 Oct. 1918; de max. huurtermijnen zijn nu: 1 j. of 1 oogstjaar voor ambtsvelden, 3½ j. voor sawah’s, 12 j. voor drogen grond, 25 j. voor gronden, noodig voor vaste railbanen, wegen of waterleidingen.
Voorts zijn toegestaan z.g. intermitteerende contracten, waarbij de grond, na de eerste 6 j., telkens na 2 j., gedurende 1 Westmoesson ter beschikking wordt gesteld van den verhuurder. In de Buitenbezittingen is de grondverhuur door Inl. aan niet-Inl. alleen geregeld voor de Minahasa (resid. Menado) bij Ind. St.bl. 1877 No. 127, voor Amboina St.bl. 1880 No. 217, voor de Lampongsche Distr. St.bl. 1885 No. 45, voor de Z.- en O.-Afd. v. Borneo St.bl. 1888 No. 198 en voor Sumatra’s W.-kust St.bl. 1915 No. 98, en voor Menado St.bl. 1918 No. 80; overal in deze gewesten is bestuursbemoeienis met deze materie voorgeschreven; in alle overige gewesten echter is deze grondverhuur zonder beperking toegelaten, behalve in de afd. Lombok der res. Bali en Lombok, waar deze grondverhuur verboden is, behalve van woonerven.