Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Grodno

betekenis & definitie

Grodno - 1) gouvernem. in het W. deel van Europeesch Rusland, behoorende tot het gouvernement-generaal Wilna. Het beslaat een oppervl. van 40.641 K.M.2 en telde in 1910 1.951.700 inw., d. i. 48 per K.M.2 Het land is boschrijk en moerassig en wordt doorsneden door tal van groote en kleine rivieren; het N. en O. is heuvelachtig, het Z. meer vlak. De bodem is een mengsel van leem en zand met weinig humus. Er onder liggen oude gesteenten (graniet en gneis).

De hoofdrivieren zijn: de Njemen, waaraan Grodno ligt, met de Sczara en de Zelwa, de Boeg met den Narew en de Sasiolda, een zijrivier van de Pripet. Gr. heeft vele meren en uitgestrekte bosschen. In het Z. strekt zich het Bjelowejer woud uit, het jachtgebied der vroegere Poolsche koningen, waarin nog elanden en oerossen leven. De bevolking bestaat uit Klein-, Wit- en Groot-Russen, Litauers, Polen Joden (en Duitschers). De hoofdmiddelen van bestaan zijn landbouw (graan, vlas, hennep, tabak), ooftbouw, veeteelt, industrie (laken, tabak, leer, branderijen).

Uitgevoerd worden hout, vee, graan, hennep, vlas, leer, laken en wol. Er zijn negen districten, waarvan het Noordelijkste, door de Njemen doorsneden, ook Grodno heet. G., oudtijds door de Jalwjagen bewoond, behoorde sedert het midden der 13e eeuw tot Litauen, dat in 1569 met Polen verbonden werd. In 1793 kwam het aan Rusland.

2) stad aan de Njemen, hoofdplaats van het distr. en het gouvern. aan de Njemen, die hier reeds bevaarbaar is. G. ligt aan de spoorlijn Warschau-Wilna-Petersburg en heeft een lijn naar Soewalki, telde in 1910 53.340 inw., waarvan ruim 65% Joden. Er is allerlei industrie (laken-, katoen-, zijde-, tabak- en geweerfabrieken) en handel in hout, graan, vlas en hennep. — De Russen hebben de stad versterkt; de vesting viel in 1915 in handen der Duitschers.

< >