Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Graswinckel

betekenis & definitie

Graswinckel - (Dirk), geb. te Delft in 1600, gest. te Mechelen in 1666 of 1668, was als advocaat-fiscaal der domeinen van Holland en daarna als griffier der Chambre mi-partie voor de Staten-Generaal werkzaam, maar heeft vooral als staatkundig en staathuishoudkundig publicist beteekenis gekregen. Zijn hoofdwerk is de uitgave van een verzameling verordeningen betreffende den graanhandel, getiteld: Placcaetboeck op 't stuck van de lijftocht (Leiden, 1651); in de daarachter gevoegde Aenmerckinghen ende betrachtinghen gaf hij een overtuigd pleidooi voor den vrijen handel in graan, die alleen in tijd van nood aan banden mocht worden gelegd ; tegen invoerrecht op graan had hij evenwel uit fiscale overweging geen bezwaar. Hij was een der eerste Nederlandsche schrijvers, die de ware oorzaak van de geweldige stijging der prijzen in de 16e en 17e eeuw, n.l. de sterke toeneming der zilverproductie, goed inzag. In den heftigen strijd, tusschen 1640 en 1660 hier te lande gevoerd over de vraag, of het al dan niet geoorloofd was rente te bedingen van uitgeleend geld, koos hij partij voor het eerste standpunt. — In het staatkundige trad G. in 1652 en 1653 als publicist op met een reeks van geschriften, waarin hij de vrijheid van de zee en van de Hollandsche haringvisscherij tegen Selden, Welwood en andere Engelsche auteurs verdedigde.

Overigens was hij in het staatkundige voorstander van het absolutisme; zijn denkbeelden hierover legde hij neer in twee werken getiteld: Dissertatio de jure majestatis (1642) en Nasporingen van het recht van de opperste macht, toekomende de Staten van Holland en WestVriesland (1667). Zie over Graswinckel: O. van Rees, Geschiedenis der staathuishoudkunde in Nederland, dl. I (1865); G. J. Liesker, Die staatswissenschaftlichen Anschauungen D. Graswinckel’s (Freiburg (Zw.), 1901).

< >