Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Graecia

betekenis & definitie

Graecia - (Lat.; Gr. Hellas), Griekenland, in den ruimsten zin alle land door Hellenen (Graeci), waar dan ook, bewoond, beheerscht of met Gr. taal en zeden bekend — in engeren zin oorspr. een stadsgebied van Phthiotis in Thessalië, vervolgens N.-Griekenland (nu Livadië), waarbij later nog Z.-Griekenland of Peloponnesus en de Gr. eilanden kwamen, alles in tegenstelling met het land der barbaren of niet-Grieken. De oudste inboorlingen van Gr. zijn Pelasgen en Lelegers geweest. Homerus noemt de Gr.

Achaeërs, Danaërs en Argiven, de Rom. hebben den algemeenen naam Graecia en Graeci wsch. ontleend aan de gelijknamige kustbewoners van Epirus, die zij ’t eerst leerden kennen. De naam Hellenen werd afgeleid van Hellen, naar wiens zonen en kleinzonen de 4 hoofdstammen: Doriërs, Aeoliërs, Achaeërs en Ioniërs zich hebben genoemd. Gr. telde in zijn bloeitijd op een oppervlakte van 1058 K.M.2 een bevolking van ± 3½ millioen zielen. Bij groote verscheidenheid van klimaat werd het door tallooze bergketenen doorkruist, die als zoovele slagboomen de verschillende steden en stammen van elkander scheidden. Hellas bevatte 10 landschappen: Epirus, Thessalië, Acarnanië, Aetolië, Doris, Locris, Phocis, Boeotië, Attica en Megaris; de Peloponnesus eveneens: Corinthe, Sicyonië, Phliasië, Achaje, Elis, Messenië, Laconië, Cynurië, Argolis en Arcadië.

< >