Graat - Bij een kruisgewelf snijden de twee tongewelven, waardoor het gevormd wordt, elkaar in horizontale projectie volgens de diagonalen van de overwelfde ruimte. Deze snijlijnen der gewelven noemt men de graten; aan het benedeneind worden ze gevormd door scherpe hoeken, die naar boven verstompen. Indien de graten door bogen ondersteund worden, hetgeen dikwijls voorkomt, dan noemt men deze graat-, diagonaal- of kruisbogen.
Ze hebben bij halfronde gewelven den vorm van een opgaande kwart-ellips. Ook geeft men den graatboog wel den vorm van een kwartcirkel, waarnaar de vorm van het gewelf dan ook gewijzigd moet worden.