Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Goyen (jan van)

betekenis & definitie

Goyen (jan van) - geb. 1596 te Leiden, gest. in den Haag, April 1656. Landschapschilder en -teekenaar. Reeds als jongen van 10 jaar in de leer gedaan bij Coenraet Schilperoort en bij den Leidschen Burgemeester en Schilder Nic. Swanenburgh, waar hij slechts technische vaardigheid kan hebben verworven, toonde hij al spoedig een uitgesproken neiging voor het landschapschilderen, zoodat hij na één reis door Frankrijk (1615) zich als leerling aanmeldde bij Esaias van de Velde te Haarlem, die den grootsten invloed op zijn werk heeft gehad.

In zijn vroege stukken is hij nog wel kleurig en uitvoerig van teekening, daarin het voorbeeld van zijn leermeester volgend, doch later weet hij zijn landschappen in die doorzichtige bruingroene en monotone tinten weer te geven, waardoor zij zulk een sterke uitdrukking geven van de atmospheer. Bij voorkeur schilderde hij dan uitgestrekte, laaggelegen weiden met een teer silhouet van een stad aan den horizon (Haarlem, Amsterdam). Ook het open, breede watervlak der Hollandsche rivieren, bij Dordrecht en Gorkum of bij Nijmegen (het Valkhof); dan weer het ijs met schaatsenrijders en vele figuren, door Averkamp en v. d. Velde eveneens reeds geschilderd, maar dat van G. ruimer en vrijer weergeeft. Tot de leerlingen van Jan van Goyen behooren allereerst Nic. Berghem, later ook Jan Steen, zijn schoonzoon Salomon Ruysdael en Paulus Potter. Een eenigszins volledige opgave van zijn werken, ook teekeningen en etsen, in Wurzbach’s Niederl. Künstler-Lexikon.

< >