Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Goslar

betekenis & definitie

Goslar - het eerste stadje, als men van Nederland uit aan den Noordrand van den Harz is aangekomen. Aan den voet van den zilverrijken Rammelsberg gelegen, kwam het, vooral als zetel van een keizerpalts, reeds vroeg op. Tot de 13e eeuw vond men hier een belangrijken handel in ertsen. In de 15e eeuw omgaf zich de tegenwoordige oude stad met een zeer sterke omwalling, waarvan nu nog gedeelten zijn overgebleven, die met het middeneeuwsche plaveisel en oude schilderachtige gebouwen (Keizerhuis, Stadhuis, Brusttuch) de stad een oud, eerwaardig aanzien geven.

In de 16e eeuw was echter haar bloei voorbij en herhaaldelijk werden groote stadsgedeelten door brand vernield. Tegenwoordig is G. spoorwegmiddelpunt en een toeristenstad van groote bekoring. Het keizerhuis is van binnen met schilderingen versierd, betrekking hebbend op de geschiedenis der Duitsche keizers. Litt. : Weiland, Goslar als Kaiserpfalz (Hans. Gesch. 1884).

< >