Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gordeldieren

betekenis & definitie

Gordeldieren - Dasypodidae, een familie der Tandarme zoogdieren. Aan de bovenzijde en zijkanten bedekt met hoornplaten, tusschen welke spaarzaam haren voorkomen. Onder de hoornplaten komen huidbeenderen voor; zoodoende worden een kop-, schouder- en kruisschild gevormd, tusschen welke zich in verschillend aantal bewegelijke ruggordels bevinden. Ook de staart is gepantserd.

De tanden zijn stiftvormig, zonder émail en worden ten deele nog gewisseld. Het zijn gravende dieren, met insectivoor of carnivoor dieet. Beperkt tot Centraal- en Z.-Amerika; leven eenzaam in het vlakke veld of aan boschranden, houden zich overdag in zelfgegraven holen schuil en voeden zich met insecten, wormen, slakken, enz., in tijd van nood ook wel met plantaardig voedsel of aas. Langzame, trage dieren, maar uitstekende gravers; voor den mensch geheel onschadelijk. Het zijn kleine dieren, van welke de grootste een lengte van 1 M. bereiken; zij worden onderscheiden vooral naar den bouw van het pantser; op plaat Tandarme dieren II fig. 2, vindt men eene afbeelding van het kogelgordeldier, met slechts drie gordels, dat zich als een bal ineenrollen kan. Uit pleistocene afzettingen zijn talrijke fossiele vormen bekend, die soms zeer groote afmetingen bezaten, tot meer dan 2 M., de meest bekende is Glyptodon.

< >